Uitspraakdocument strafzaak MH17 – 17 november 2022 te 13.30 uur – JCS  Schiphol

Goedemiddag dames en heren,
De zitting in de strafzaak MH17 wordt vandaag voortgezet.
Vandaag doet de rechtbank Den Haag uitspraak in die strafzaak.

Zoals de rechtbank op 9 maart 2020 constateerde dat dit een strafzaak is waar velen lange tijd naar hebben uitgekeken, zo zullen even zovelen hebben uitgekeken naar deze dag waarop de rechtbank uitspraak doet.

Dat zal dan ook de reden zijn dat vandaag zoveel belangstellenden aanwezig zijn. Niet alleen zijn vanzelfsprekend de officieren van justitie, de verdediging van Pulatov en de leden van het Rechtsbijstandsteam MH17 aanwezig, maar ook veel nabestaanden en buitenlandse vertegenwoordigers. En er is veel belangstelling van de pers. Ik heet u allemaal welkom vandaag bij deze zitting hier in deze zittingszaal en in de andere zittingszalen in dit gebouw. Dat geldt ook voor de kijkers via de livestream, die vandaag niet alleen in het Engels maar ook in het Russisch is te volgen.

Voordat de rechtbank haar beslissingen zal mededelen stelt de rechtbank vast dat ook vandaag bij de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting dat op 22 september 2022 is geschorst, geen van de verdachten is verschenen.

Wel zijn aanwezig de raadslieden van Pulatov. Zij hebben de rechtbank op voorhand laten weten dat zij uitdrukkelijk gemachtigd zijn. Zijn zaak wordt op tegenspraak voortgezet.

De drie andere verdachten, Girkin, Dubinskiy en Kharchenko zijn op de hoogte van de zitting van vandaag. Hun zaken worden bij verstek voortgezet.

De verdediging, het Openbaar Ministerie en het rechtsbijstandsteam hebben voorafgaand aan deze zitting laten weten vandaag niet meer het woord te willen voeren. Ik ga er vanuit dat dit nog steeds zo is? Ik kijk nog even expliciet naar de verdediging van verdachte Pulatov. (Ik zie u knikken)

De rechtbank heeft vandaag zitting in dezelfde samenstelling als op 22 september 2022. Zij het dat vandaag alleen de drie rechters aanwezig zijn die de vonnissen in deze strafzaak wijzen. En daarnaast natuurlijk de griffiers.

De rechtbank sluit nú het onderzoek ter terechtzitting in alle vier de zaken en zal direct uitspraak doen.

Met deze uitspraken wordt de behandeling van deze strafzaak bij de rechtbank beëindigd.

De rechtbank heeft meermalen gesproken over het bijzondere karakter van deze strafzaak. Gezegd mag worden dat deze strafzaak en de bijzondere momenten daarin een onuitwisbare indruk hebben gemaakt.

Tegelijkertijd is deze strafzaak ook een strafzaak die gewoon volgens de regels van het Nederlandse recht heeft plaatsgevonden. Op grond van die regels wijst de rechtbank vandaag de vonnissen die nu in het openbaar worden uitgesproken.

Zoals gebruikelijk bij omvangrijke vonnissen zal de rechtbank de volledige en letterlijke tekst van de vonnissen niet voorlezen, maar volstaan met een samenvatting daarvan. Uitsluitend de vonnissen bevatten de geldende beslissingen en motivering.

Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden, gaat de rechtbank in op enkele processuele punten. Die moeten volgens de wet eerst aan de orde komen.

Een belangrijke procedurele vraag is of de officier van justitie de verdachten wel mocht vervolgen. Daarbij zal de rechtbank onder meer aandacht besteden aan het conflict dat begin 2014 in Oost-Oekraïne gaande was, de aard ervan en de toepassing van regels van het internationaal humanitair recht.

Daarna gaat de rechtbank in op de vraag of er wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is waaruit blijkt waardoor MH17 is neergestort, daarna op de vraag of de verdachten daarbij een strafbare rol hebben gehad.

Verder worden de vorderingen tot schadevergoeding besproken en indien de rechtbank daaraan toekomt zal aandacht worden besteed aan de oplegging van een straf.

Om u niet onnodig in spanning te laten kan de rechtbank nu al het volgende zeggen. De rechtbank is van oordeel dat de MH17 is verongelukt door het afvuren van een Buk-raket vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskyi. Met als gevolg dat daarbij alle 283 passagiers en vijftien bemanningsleden om het leven zijn gekomen.

Deze mondelinge uitspraak zal ongeveer een uur en drie kwartier gaan duren en zal niet worden onderbroken voor een pauze.

Processuele aspecten, aard van het conflict en ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Eerst de processuele punten. De dagvaarding is geldig. De rechtbank Den Haag is aangewezen om deze strafzaak te behandelen en is dus bevoegd.

Om de vraag te beantwoorden of de Nederlandse officier van justitie in deze zaak tot vervolging kon overgaan zijn meerdere aspecten relevant. Het gaat om rechtsmacht, beperking van rechtsmacht en de vraag of het Openbaar Ministerie het recht tot vervolging heeft verspeeld.

Rechtsmacht 

Het eerste betreft het recht tot vervolgen. Die zogenoemde rechtsmacht is niet vanzelfsprekend bij feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan. Maar omdat vlucht MH17 boven Oekraïne is neergeschoten en Oekraïne de daaruit voortvloeiende rechtsmacht aan Nederland heeft overgedragen heeft Nederland alleen al om die reden rechtsmacht. Dat betekent dat vervolging in Nederland mogelijk is, ongeacht de nationaliteit van de slachtoffers.

Beperkingen van de rechtsmacht volgens het Volkenrecht

Het tweede aspect betreft de mogelijke beperking van rechtsmacht die voortvloeit uit de toepassing van het internationaal humanitair recht, ook wel oorlogsrecht genoemd. Over een mogelijke beperking van rechtsmacht heeft de verdediging van Pulatov geen verweren gevoerd. De rechtbank vindt het zelf nodig om op dit aspect in te gaan omdat het in de zaken van alle verdachten van belang kan zijn voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Om vast te stellen of een dergelijke beperking in deze zaak van toepassing is moet de rechtbank eerst nagaan of ten tijde van het neerstorten van vlucht MH17 sprake was van een gewapend conflict en zo ja, of dit een internationaal of een niet-internationaal conflict was.

De inzet van een wapen binnen een internationaal gewapend conflict door een lid van de krijgsmachten van één van de strijdende partijen kan onder omstandigheden namelijk geoorloofd zijn. Dit lid van de krijgsmacht kan dan een beroep doen op immuniteit en kan dan niet strafrechtelijk worden vervolgd voor de inzet van het wapen en de gevolgen daarvan.

Een gewapend conflict kan vanaf het begin internationaal van karakter zijn als het een conflict is tussen twee staten. Maar ook een niet-internationaal conflict dat lijkt te gaan tussen een staat en een groepering kan alsnog als een internationaal conflict worden aangemerkt als een andere staat in feite die groepering aanstuurt. De rechtbank zal de situatie in Oekraïne voorafgaand aan 17 juli 2014 stap voor stap bespreken.

De rechtbank is van oordeel dat het gewapende conflict in Oost-Oekraïne tussen het Oekraïense leger en de georganiseerde separatistische groeperingen vanaf april 2014 zodanig intensief was dat gesproken kan worden van een niet-internationaal gewapend conflict.

Een dergelijk niet-internationaal gewapend conflict kan toch als internationaal gewapend conflict worden gezien. Bijvoorbeeld wanneer een andere staat feitelijk zogenoemde overall control heeft over een strijdende groepering, zodat die staat op die manier betrokken is in het conflict.

In deze zaak speelt concreet de vraag of de Russische Federatie in 2014 de overall controlhad over de DPR. De rechtbank oordeelt dat daarvan sprake was. Daarvoor is een aantal redenen te noemen.

Meerdere van de toenmalige leiders binnen de DPR hebben de Russische nationaliteit. Een aantal heeft bovendien een achtergrond binnen de Russische strijdkrachten, zoals de verdachten Girkin en Dubinskiy.

Sommige leiders van de DPR hadden een nauwe band met de Russische Federatie.

In getapte gesprekken wordt bijvoorbeeld geregeld gesproken over het opnemen van contact met hooggeplaatste personen in de Russische Federatie, aangeduid als ‘Moskou’ of concreter nog, het Kremlin.

Zo had Borodai, de premier van de DPR, in de periode juni tot in augustus 2014 vrijwel dagelijks contact met Surkov, destijds een naaste adviseur van president Poetin. Volgens Borodai was Surkov ‘onze man in het Kremlin’.

Ook over de invulling van meerdere ministersposten binnen de DPR is contact geweest tussen leiders van de DPR en Surkov.

Tekenend hiervoor is bijvoorbeeld een opgenomen telefoongesprek van 16 mei 2014 waarin Borodai vertelt dat de regering van de DPR bekend gaat worden gemaakt en dat Moskou hem heeft verrast want hij wordt tot premier benoemd.

Naast deze nauwe contacten wordt vanuit de Russische Federatie ook steun geboden in de strijd.

Zo maken organisaties zoals de OVSE en Human Rights Watch melding van bevoorrading, bewapening en financiering van separatisten vanuit de Russische Federatie. Daarbij wordt gerefereerd aan konvooien met militaire wapens die de grens over zijn gebracht. Dit beeld komt ook naar voren uit getapte telefoongesprekken.

Voor de vraag of sprake was van overall control is daarnaast relevant of de Russische Federatie een coördinerende rol op zich heeft genomen en instructies heeft gegeven aan de DPR.

Daarvoor bestaat een overvloed aan aanwijzingen.

Zo wordt niet alleen aan ‘Moskou’ gerapporteerd over de situatie in het veld, zoals tegenslagen en behaalde successen, maar ook getuigt een aantal tapgesprekken van planning vanuit de Russische autoriteiten.

Op 11 juli 2014 vertelt bijvoorbeeld Surkov aan premier Borodai van de DPR dat hij heeft gesproken met degenen die aan de leiding staan van ‘this whole military story’ en dat ze hebben aangegeven dat zij met voorbereidingen bezig zijn en alles gaan versnellen.

Verder wordt gesproken over de rol van Moskou met betrekking tot concrete operaties. In een getapt gesprek van 4 juli 2014 over de Oekraïense stad Sloviansk vertelt een leidinggevende van de DPR dat ‘Moskou’ niet wil dat Sloviansk wordt overgegeven. Maar omdat geen concrete steun kwam, heeft verdachte Girkin toch Sloviansk verlaten en zijn hoofdkwartier verplaatst naar Donetsk.

Op 21 juli 2014, vier dagen ná het neerstorten van vlucht MH17, belde Borodai met een Russisch telefoonnummer. Borodai wil de baas spreken, omdat hij advies en instructies nodig heeft over de afhandeling van de ramp met de MH17. Bijvoorbeeld met betrekking tot de koelwagens en de zwarte doos.

Daarnaast wil Borodai gesprekspunten weten voor een persconferentie. Borodai merkt hierbij op dat hij aanneemt dat ‘onze buren’ wel iets over de zaak willen zeggen.

Dat Borodai hier spreekt over ‘onze buren’ en vraagt naar ‘de baas’ terwijl hij zelf de hoogste positie heeft binnen de DPR bevestigt volgens de rechtbank dat de baas waar hij naar vraagt een vertegenwoordiger is van de Russische autoriteiten.

Verschillende organisaties spreken over artilleriebeschietingen op Oekraïens grondgebied, die vanaf begin juli 2014 vanuit de Russische Federatie zouden zijn uitgevoerd. Ook getuigen hebben verklaard over Russisch materieel met Russische militairen, dat de grens overstak, beschietingen uitvoerde en vervolgens terugreed.

In een getapt gesprek van 17 juli 2014 zegt verdachte Pulatov dat Rusland los kan gaan en reageert verdachte Dubinskiy dat Rusland vanaf haar kant op de posities van de Oekraïners gaat knallen. Dit duidt op onderling gecoördineerde militaire acties.

De rechtbank stelt dan ook vast dat de Russische Federatie heeft voorzien in financiering van de DPR, de levering en training van manschappen en de levering van wapens en goederen.

Daarnaast heeft de Russische Federatie vanaf half mei 2014 een bepalende invloed gehad op de invulling van hoge posities binnen de DPR en zich met de coördinatie van militaire acties bemoeid en ook zelf militaire acties ondernomen op Oekraïens grondgebied.

Deze factoren die in het vonnis uitgebreider staan omschreven leiden de rechtbank tot de conclusie dat vanaf half mei 2014 sprake was van een situatie dat de Russische Federatie zogenoemde overall control heeft uitgeoefend over de DPR.

De rechtbank is dus van oordeel dat vanaf half mei 2014, en ook nog op 17 juli 2014, op het grondgebied van Oekraïne een internationaal gewapend conflict plaatsvond tussen Oekraïne en de DPR waarbij de DPR onder de controle stond van de Russische Federatie.

Wat betekent dat voor de positie van de verdachten en de mogelijkheden om hen te vervolgen?

Zoals gezegd kunnen alleen leden van de krijgsmachten van één van de strijdende partijen in een internationaal gewapend conflict onder omstandigheden immuniteit inroepen. De vraag is dus of de DPR en haar leden kunnen worden gezien als onderdeel van de Russische krijgsmacht. Daarvoor is nodig dat de Russische Federatie de DPR accepteert als bij haar behorend en verantwoordelijkheid neemt voor het gedrag en handelen van de strijders onder het bevel van de DPR.

De rechtbank constateert dat hiervan geen sprake is.

De Russische Federatie ontkent tot op de dag van vandaag elke controle op en betrokkenheid bij de DPR in die periode. Ook de verdachten hebben publiekelijk ontkend destijds onderdeel te hebben uitgemaakt van de strijdkrachten van de Russische Federatie. De strijders van de DPR en dus ook de verdachten kunnen niet worden gezien als onderdeel van de strijdkrachten van de Russische Federatie.

Alleen al om die reden komt hun dan ook geen recht toe op deelname aan de vijandelijkheden en daarmee evenmin op immuniteit voor vervolging in verband met het neerstorten van vlucht MH17.

De conclusie is dat geen sprake is van een volkenrechtelijke beperking van de rechtsmacht.

Verweren over schending van wettelijke regels en de procesorde 

De verdediging van Pulatov heeft aangevoerd dat de officier van justitie het recht tot vervolging heeft verspeeld. Zij heeft een groot aantal schendingen van wettelijke en verdragsrechtelijke regels en beginselen van behoorlijke procesorde benoemd die in haar visie zodanig ernstig zijn dat ze moeten leiden tot het oordeel dat de officier van justitie het vervolgingsrecht heeft verspeeld en niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Bij de beoordeling van mogelijk aanwezige vormfouten let de rechtbank op de “overall fairness of the trial”, oftewel: is de strafprocedure als geheel eerlijk geweest. Alleen vormgebreken die direct raken aan het recht op een eerlijk proces kúnnen leiden tot het zwaarste rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Daarbij gaat het er om dat de rechter onafhankelijk, onpartijdig, in openheid en zonder vooringenomen te zijn de beschuldiging onderzoekt. En dat de verdachte om onderzoek heeft kunnen vragen en in voldoende mate verweer heeft kunnen voeren tegen de verdenkingen.

De rechtbank bespreekt vijf onderwerpen die de verdediging heeft aangevoerd als reden waarom de officier van justitie niet had mogen vervolgen. Dat betreft de openbaarmaking van resultaten van het opsporingsonderzoek, het rauwelijks dagvaarden, de eenzijdige insteek van het Openbaar Ministerie, de samenstelling van het procesdossier en de beperking van het ondervragingsrecht van getuigen.

Openbaarmakingen van resultaten van het opsporingsonderzoek

Ten eerste gaat het over wat het JIT en het Openbaar Ministerie vóór aanvang van deze strafzaak in persconferenties in behoorlijk stellige bewoordingen hebben gezegd over wat met vlucht MH17 zou zijn gebeurd. Op 19 juni 2019 werden daaraan de namen en foto’s van de vier verdachten in deze strafzaak gekoppeld.

De rechtbank was zich van deze en andere uitlatingen in de media bewust en heeft daarvan op de eerste zittingsdag ook nadrukkelijk melding gemaakt. Zij heeft zich van deze media aandacht afzijdig gehouden en is hierdoor niet beïnvloed.

Over de vraag of het Openbaar Ministerie bij de persconferenties grenzen heeft overschreden heeft de rechtbank overwogen dat het informeren van het algemeen publiek en nabestaanden over een voorgenomen vervolging op zichzelf een belangrijk en te rechtvaardigen doel is. Zeker in een zaak van een omvang en met een maatschappelijke impact als die van vlucht MH17.

Maar de uitlatingen van het Openbaar Ministerie en het JIT over het lot van vlucht MH17 en de bekendmaking van de verdachten kunnen wel degelijk hebben bijgedragen aan de vorming van de publieke opinie over deze strafzaak.

Daarom is het in de persconferenties noemen van persoonlijke gegevens van de verdachten en het tonen van hun foto’s een potentiële inbeuk op hun recht op privacy en dus een vormgebrek. Volgens de rechtbank valt niet direct in te zien dat deze informatie aan het algemene publiek moest worden gegeven en aan de nabestaanden niet op een andere manier kon worden gegeven dan via een wereldwijd te volgen persconferentie.

Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat met het bekendmaken van de vervolging de verdachten ook internationaal zijn gesignaleerd en op opsporingslijsten zijn geplaatst, waarmee hun identiteit hoe dan ook was prijsgegeven. Even zoeken op internet leverde immers direct de namen en foto’s van de verdachten op.

Die inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte(n) is naar het oordeel van de rechtbank dan ook beperkt. Bovendien heeft het geen gevolgen gehad voor de eerlijkheid van het proces.

Dat oordeel wordt ook niet anders door het interview in NRC Handelsblad enkele dagen na het requisitoir met de leider van het team van officieren van justitie dat de ramp met vlucht MH17 onderzoekt. In dat interview zijn zeer stellige en zelfs als ongenuanceerd te typeren uitlatingen gedaan buiten de zitting om in een nog lopende strafzaak. Maar in de kern genomen waren die ook niet meer dan een herhaling van het kort daarvoor afgeronde requisitoir van het Openbaar Ministerie.

Voor de vrij stellige en ongenuanceerde uitlatingen van andere hoge publieke functionarissen geldt dat deze niet voor rekening en risico van het Openbaar Ministerie kunnen komen. Deze uitlatingen hebben geen invloed gehad op het oordeel van de rechtbank in deze strafzaak. 

Dan is er nog de door het Openbaar Ministerie op 18 mei 2022 op het internet gelanceerde ‘applicatie’.

“In deze publicatie kunt u lezen, horen en zien welke bewijzen er onder meer in het strafdossier zitten”, zo valt op die website te lezen.

De rechtbank heeft op de zitting al haar verbazing geuit over het lanceren van deze applicatie, vanwege het moment en de wijze waarop deze online is gezet. Enige uitleg hierover heeft het Openbaar Ministerie op de zitting niet gegeven.

De applicatie is door de manier waarop die is opgezet en vormgegeven in de ogen van de rechtbank geen spontaan instrument. Integendeel: het heeft juist veel tijd, moeite en voorbereiding gekost. Het op een zorgvuldig gekozen moment en geplande wijze met een breed publiek delen van onder meer stukken uit het procesdossier hoort niet, omdat dat dossier nog ter beoordeling onder de rechter is.

Het Openbaar Ministerie weet dit en heeft volgens de rechtbank daarom bewust gehandeld in strijd met dat uitgangspunt. Daar komt bij dat de rechtbank nog geen twee uur voordat deze applicatie online werd gezet een tot op dat moment bestaande beperking tot kennisneming voor de nabestaanden had opgeheven. Maar nog steeds onder voorwaarden die samenhangen met het voeren van een zorgvuldige procedure. De publicatie is daarom te typeren als het met voeten treden van een uitdrukkelijke beslissing van de rechtbank.

Ook bevat de applicatie geen enkele nuance of enige verwijzing naar de uitgebreide verweren en standpunten van de verdediging over onder meer de bruikbaarheid en de bewijswaarde van ook in de applicatie opgenomen stukken.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet in redelijkheid kan stellen dat met de publicatie van deze applicatie enig strafrechtelijk doel gediend is. Laat staan dat die publicatie het resultaat is van een redelijke en billijke belangenafweging. Het was onnodig en doet ernstig af aan het magistratelijke optreden dat van het Openbaar Ministerie mag en moet worden verwacht.

De lancering van deze applicatie is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde.

Desondanks heeft de rechtbank dit niet in de weg laten staan aan haar onbevangen en onbevooroordeelde blik op en oordeel over het dossier en de verdenkingen en heeft het geen gevolgen gehad voor het eerlijk verloop van het proces als zodanig. De rechtbank zal dan ook niet de zwaarste consequentie van een niet-ontvankelijkverklaring aan deze fout verbinden.

Rauwelijkse dagvaarding

Het tweede onderwerp waar de verdediging op heeft gewezen betreft de directe dagvaarding van verdachte Pulatov, zonder dat hij van de verdenking tegen hem op de hoogte was gesteld. Zij noemt dit het rauwelijks dagvaarden. Het standpunt van Pulatov had mee kunnen wegen in de beslissing tot vervolging. Ook had hij dan tegenonderzoek kunnen laten verrichten via de rechter-commissaris en niet via een openbare zitting, waarbij een voor hem gunstiger toetsingskader zou zijn gebruikt.

De door de verdediging genoemde consequenties van het direct dagvaarden leiden echter niet tot de conclusie dat sprake was van een oneerlijk proces.

De officier van justitie mag dagvaarden zonder dat een verdachte daarvan vooraf op de hoogte is gesteld.

Anders dan de verdediging suggereert heeft de rechtbank geen ander criterium gebruikt voor de beoordeling van onderzoekswensen dan de rechter-commissaris zou hebben gedaan. Zij heeft juist het ruime relevantie-criterium toegepast. Ook ziet de rechtbank niet in hoe verdachte zou zijn benadeeld door zijn onderzoekswensen op de openbare zitting te moeten doen in plaats van in de beslotenheid van het kabinet rechter-commissaris. Daar komt bij dat hij zelf mogelijkheden onbenut heeft gelaten om een openbare behandeling van zijn strafzaak te voorkomen.

Zo had de verdediging de officier van justitie kunnen verzoeken de dagvaarding in te trekken. Of had zij de rechtbank op de eerste zittingsdag kunnen vragen om een open verwijzing naar de rechter-commissaris om onderzoekswensen aan de rechter-commissaris voor te leggen. Ook heeft de verdachte zich over het rauwelijks dagvaarden niet beklaagd in het kader van een preliminair verweer dat aan een openbare inhoudelijke behandeling voorafgaat, maar pas veel later bij pleidooi, dus na de inhoudelijke behandeling.

Daarnaast heeft de verdediging van de rechtbank de gelegenheid gekregen en die ook ten volle benut om onderzoekswensen voor te leggen aan de rechtbank om zo tegen de resultaten van het opsporingsonderzoek in te kunnen brengen wat zij nodig achtte voor de verdediging.

Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat Pulatov is gehoord ná zijn dagvaarding, maar vóórdat het onderzoek ter terechtzitting was begonnen. Bij dat verhoor in de Russische Federatie heeft Pulatov niet direct zijn kans gegrepen om zijn kant van het verhaal te vertellen en zo te pogen een openbare behandeling van zijn strafzaak te voorkomen. Hij heeft daar op advies van zijn Nederlandse advocaten verklaard zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Wel gaf Pulatov aan dat hij wilde verklaren ten behoeve van een Nederlandse rechter, maar dat heeft hij uiteindelijk niet gedaan.

Pulatov heeft met videoboodschappen voor een wijze van eigen inbreng gekozen zonder aan te geven dat hij zich daardoor in zijn rechten beknot of te kort gedaan voelde.

Dit alles bij elkaar genomen leidt de rechtbank tot de conclusie dat het direct dagvaarden geen vormverzuim oplevert.

Eenzijdige insteek Openbaar Ministerie

Ten derde heeft de verdediging aangevoerd dat het Openbaar Ministerie geen voortdurend objectieve en kritische blik heeft gehad tijdens het onderzoek. Kern van het verweer is dat het Openbaar Ministerie zich heeft laten leiden door uitlatingen van de Oekraïense Veiligheidsdienst, de SBU, die direct na het neerstorten van vlucht MH17 zijn gedaan. Verder is veel onderzoeksmateriaal in deze strafzaak van of via de SBU verkregen.

Dat ziet de rechtbank anders. Het Openbaar Ministerie heeft zijn eigen onderzoek verricht. Voor zover gebruik is gemaakt van door of via de SBU ingebracht onderzoeksmateriaal heeft het Openbaar Ministerie de herkomst van dat materiaal nadrukkelijk onderkend. Dat heeft geleid tot behoedzaamheid en het uitvoeren van verificatie- en validatieonderzoek.

Samenstelling procesdossier

Het vierde onderwerp gaat erover dat de verdediging nog steeds twijfelt of alle relevante stukken wel zijn opgenomen in het procesdossier.

Het is zo dat het Openbaar Ministerie, ook na daarop meermalen nadrukkelijk door de rechtbank te zijn gewezen, ten onrechte niet zonder meer zelf concludeert dat bepaalde stukken relevant zijn ter opneming in het procesdossier. Die beslissing heeft het Openbaar Ministerie dan aan de rechtbank gelaten. Terwijl het Openbaar Ministerie dat zelf moet beslissen.  

De vraag wat relevant is vergt echter óók meer motivering van de verdediging dan enkel maar te stellen dat het onderzoeksdossier mogelijk ontlastende gegevens bevat. Of iets relevant is hangt immers ook af van wat de verdachte zegt over de verdenking.

Als dat standpunt ontbreekt of niet voldoende concreet is gemaakt, is de relevantie van een bepaald stuk lastiger te beoordelen. Aan dergelijke concrete standpunten heeft het tot het moment van pleidooi grotendeels ontbroken, zodat die niet mee konden worden gewogen in de vraag of bepaalde gegevens relevant zijn.

Daarnaast heeft de verdediging heel veel stukken uit het onderzoeksdossier gekregen of kunnen inzien die geen deel uitmaken van het procesdossier. Slechts uit enkele van die stukken heeft de verdediging bij pleidooi geciteerd en van nog minder daarvan om voeging in het procesdossier gevraagd. Kennelijk zat daar dus weinig relevants tussen.

Bij die stand van zaken en gelegd naast de ruime omvang van het procesdossier is de rechtbank ervan overtuigd dat het procesdossier de relevante stukken bevat om in deze strafzaak te kunnen oordelen.

Getuigen en ondervragingsrecht

Het vijfde onderwerp ten slotte is de stelling dat de verdediging van Pulatov door het zeer beperkte aantal gehonoreerde onderzoekswensen, afgezet tegen het grote aantal getuigen en deskundigen in dit complexe en langlopende onderzoek, zo zeer is beperkt in de uitoefening van haar verdedigingsrechten dat dit in strijd is met het recht op een eerlijk proces.

Ook zegt zij in de wél toegestane verhoren te zeer te zijn beperkt in haar ondervragingsrecht.

Voor wat betreft de aangebrachte beperkingen in de toegewezen en uitgevoerde verhoren ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat daarin door de rechter-commissaris meer beperkingen zijn aangebracht dan nodig waren ter bescherming van daarmee gediende wettelijke belangen.

En belangrijker dan het aantal toe- of afgewezen verzoeken is de vraag óf de rechtbank bepaalde verklaringen voor het bewijs zal gebruiken en, zo ja, hoe die zich dan verhouden tot de overige voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen. Tot een niet-ontvankelijkverklaring kan dit verweer dan ook niet leiden.

Conclusie over het vervolgingsrecht

Wat betekent het voorgaande voor het vervolgingsrecht van de officier van justitie? Er blijven twee gebreken over.

Ten eerste dat het Openbaar Ministerie en het JIT in persconferenties vrij stellig benoemden wat met vlucht MH17 zou zijn gebeurd en de verdenking die de met naam genoemde en met foto getoonde verdachten daarvan wordt gemaakt. En daarnaast het lanceren van de applicatie waarin het bewijs is opgenomen ‘wat met vlucht MH17 is gebeurd en wie daarvoor verantwoordelijk zijn’.

De rechtbank stelt voorop dat zij door die gebreken niet is beïnvloed en de verdediging hierdoor niet is beperkt in haar mogelijkheden verweer te voeren. Alles bij elkaar genomen kan niet gesproken worden van een oneerlijke procedure. Daar komt bij dat de gebreken ook in onderling verband gezien en afgezet tegen de enorme omvang van het onderzoek en het belang van de zaak de zwaarste sanctie van niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie niet rechtvaardigen.

Toedracht van het neerstorten van de MH17 en waardering bewijsmateriaal

De rechtbank komt nu toe aan de bespreking van het bewijsmateriaal dat zij heeft gebruikt voor haar oordeel. Daarbij zal zij eerst stilstaan bij de oorzaak van de ramp en daarna bij de eventuele rol van de verdachten daarbij.

Op 17 juli 2014 is in Oekraïne vlucht MH17 verongelukt. Daardoor zijn 283 passagiers en vijftien bemanningsleden gedood.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat vlucht MH17 is verongelukt doordat deze is getroffen door een Buk-raket die is afgevuurd vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskyi.

Er is een overvloed aan bewijsmiddelen die deze conclusie rechtvaardigen.

Belangrijk bewijs voor de conclusie dat een raket is afgevuurd nabij Pervomaiskyi zijn foto’s van een rookspoor, ook wel inversiespoor genoemd. Dit bewijs wordt ondersteund door de verklaring van getuige M58 en door satellietbeelden van die afvuurlocatie.

Het beeld dat deze bewijsmiddelen schetsen is ook volledig terug te zien in de inhoud van tapgesprekken en op beeldmateriaal. Maar ook het vlindervormig warhead fragment van een Buk-raket dat is aangetroffen in het lichaam van een bemanningslid en stukken van een Buk-raket die zijn aangetroffen in een sponning en een spant van het vliegtuig vormen bewijs dat het een Buk-raket is geweest die werd afgevuurd. De resultaten van onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (het NFI) en de Belgische Royal Military Academy (de RMA) leveren daarvoor eveneens bewijs op.

De rechtbank zal zo dadelijk nader ingaan op deze bewijsmiddelen, maar wil voordat zij daaraan begint, nog kort de volgende opmerking maken.

In het procesdossier zijn tientallen rapporten van deskundigen opgenomen. Deze al dan niet geregistreerde deskundigen zijn benoemd door de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft voor hun benoeming niet alleen hun inhoudelijke deskundigheid vastgesteld, maar ook hun onafhankelijkheid en objectiviteit.

De vertegenwoordiger van het Russische Almaz-Antey beschouwt de rechtbank enerzijds als een inhoudelijk deskundig persoon. Almaz-Antey is immers ontwerper en producent van het Buk-wapensysteem. Anderzijds is Almaz-Antey een staatsbedrijf, gelieerd aan de autoriteiten van de Russische Federatie.

Het zijn nu juist deze autoriteiten die ontkennen betrokken te zijn geweest in het conflict in Oost-Oekraïne en enige betrokkenheid te hebben bij de ramp met de MH17. Daarvoor hebben de autoriteiten van de Russische Federatie bij herhaling materiaal gepresenteerd, waaruit zou moeten blijken dat niet zíj verantwoordelijk waren voor de ramp met de MH17, maar de Oekraïense autoriteiten.

Meermalen is dit zogenaamde bewijsmateriaal echter vervalst gebleken of waren daarop duidelijke sporen van manipulatie waarneembaar. Alleen daarom al doet de verbondenheid van Almaz-Antey met de autoriteiten van de Russische Federatie afbreuk aan de overtuigingskracht van haar stellingen, of die van haar vertegenwoordiger.

Daarnaast heeft Almaz-Antey ook zelf als organisatie belang bij de uitkomsten van het onderzoek, omdat haar in verband met de MH17 sancties zijn opgelegd. De rechtbank ziet de vertegenwoordiger van Almaz-Antey dan ook niet als een objectieve en onafhankelijke deskundige zoals de wet dat bedoelt.

Dat wil niet zeggen dat bevindingen en conclusies van deze vertegenwoordiger alleen al om die reden zonder waarde zijn.

Om de rechtbank van de juistheid van haar bevindingen te overtuigen had Almaz-Antey echter niet moeten volstaan met het poneren van stellingen, maar op volstrekt heldere, inzichtelijke, navolgbare en verifieerbare wijze haar bevindingen moeten onderbouwen.

Hierin is zij niet geslaagd. De enkele verwijzing naar haar lange ervaring en vele rapporten over eigen onderzoeken zijn onvoldoende om de rechtbank te laten twijfelen aan de resultaten van deskundigenonderzoek dat door wel objectieve en onafhankelijke deskundigen is uitgevoerd.

De door de verdediging van Pulatov in het geding gebrachte rapporten van een Amerikaans bureau hebben de rechtbank niet alsnóg overtuigd. De inhoud van deze rapporten komt er kort gezegd op neer dat op basis van de door Almaz-Antey gestelde uitgangspunten en bevindingen de door Almaz-Antey getrokken conclusies worden herhaald. Maar zonder enige nadere motivering of eigen onderzoek.

Zoals zal blijken hebben deze rapporten dan ook nauwelijks toegevoegde waarde.

Bespreking van de bewijsconstructie

De rechtbank zal nu nader ingaan op het bewijs.

Voor het bewijs dat vlucht MH17 is neergeschoten door een Buk-raket die vanaf het landbouwveld nabij Pervomaiskyi is afgevuurd zijn, zoals gezegd, de verschillende foto’s van een rookspoor of inversiespoor van belang.

De maker van de eerste serie foto’s is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat de foto’s op 17 juli 2014 om 16.25 uur zijn genomen vanaf een balkon van zijn woning in Torez. De foto’s, de camera en de geheugenkaart zijn onderzocht door het NFI. Er zijn geen aanwijzingen dat het beeld op de betreffende foto’s is gemanipuleerd. Het tijdstip waarop de foto’s zijn gemaakt is geverifieerd door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (het KNMI).

Op basis van het onderzoek naar de landschapskenmerken op de foto’s, concludeert de rechtbank dat de foto’s in Torez zijn gemaakt en dat het inversiespoor zijn oorsprong vindt in de richting van Pervomaiskyi. Deze conclusies, gecombineerd met het tijdstip waarop de foto’s zijn gemaakt en uitgaande van de positie van de MH17 op het moment dat die van de radar verdween, rechtvaardigen het oordeel dat deze foto’s het inversiespoor tonen van een raket die is afgevuurd vanuit de richting van Pervomaiskyi in de richting van de MH17 rondom het tijdstip dat de MH17 is neergestort.

Daarnaast bevat het dossier nog twee andere foto’s van een inversiespoor die op internet zijn gevonden. De maker van deze foto’s is niet achterhaald. Wel is vastgesteld dat de foto’s zouden zijn ge-upload op 17 juli 2014. En als zogenoemde ‘File Modification Date’17 juli 2014 16.22 uur hebben. De landschapskenmerken op deze foto plaatsen de maker ervan in een flatgebouw midden in Snizhne en duiden op een inversiespoor in zuidelijke richting, waar Pervomaiskyi ligt. Ook deze foto’s zijn onderzocht door het KNMI.

De foto’s vanuit Torez en Snizhne geven ieder voor zich slechts een richting aan van de oorsprong van het inversiespoor. Maar in samenhang bezien en rekening houdend met de glooiing in het landschap, kruisen die richtingen elkaar iets ten westen van Pervomaiskyi.

De rechtbank gebruikt verder de verklaringen van getuige M58. Hij is een belangrijke ooggetuige en heeft heel uitgebreid en gedetailleerd verklaard.

M58 heeft verklaard dat hij behoorde tot de verkennersgroep onder het commando van verdachte Kharchenko. Op de middag dat de MH17 werd neergeschoten bevond hij zich bij een checkpoint vlak bij een kruispunt op de weg tussen Snizhne en Marinovka.

Uit de plek waar getuige M58 het kruispunt op een satellietfoto heeft ingetekend in combinatie met de tekeningen die hij van het kruispunt heeft gemaakt en hetgeen hij erover heeft verklaard, blijkt dat het gaat om het kruispunt op de T0522, iets ten westen van Pervomaiskyi. In die middag stond M58 op enig moment in een veld in de noordwestelijke hoek van het kruispunt.

Hij stond bij de tent of tenten die in dat veld waren opgezet en hoorde iets over de onverharde weg rijden in het veld ten zuiden van het veld waar hij stond. Hij omschrijft het geluid als dat van rupsbanden van een tank. Even later hoorde hij een harde explosie en zag hij een raket die een rookspoor achter liet slingerend vliegen.

Hij zag hoe het vliegtuig na de ontploffing van de raket naar beneden viel. Toen hij vervolgens naar het kruispunt liep en het veld ernaast inkeek zag hij een Buk-TELAR die een raket miste. De Buk-TELAR passeerde hem vervolgens op het kruispunt. De rechtbank overweegt dat het veld waarover M58 verklaart dat hij daar de Buk zag staan die een raket miste, exact de omgeving is waar het rookspoor op de zojuist besproken foto’s uit Torez en Snizhne ontstaat.

De verdediging heeft op basis van een rapport van een rechtspsycholoog betoogd dat de verklaringen van M58 onbetrouwbaar zijn vanwege een groot aantal gebreken daarin.

Met het Openbaar Ministerie constateert de rechtbank dat die voorbeelden van vermeende gebreken zodanig vaak berusten op een onjuiste weergave van de verklaringen zelf of van de omstandigheden waaronder de verklaringen zijn afgelegd, dat de rechtbank de conclusies die in het rapport worden getrokken naast zich neer legt.

Dit neemt niet weg dat de rechtbank zélf de betrouwbaarheid van getuige M58 en zijn verklaringen moet beoordelen. Daarover merkt de rechtbank het volgende op.

De juistheid van de verklaring van M58 als het gaat over zijn deelname aan de gevechten aan de zijde van de DPR kon op veel onderdelen worden geverifieerd. Niet alleen met openbare informatie, maar ook aan de hand van niet met het publiek gedeelde informatie. Daarom ziet de rechtbank geen reden om aan zijn verklaringen over die deelname te twijfelen. Dat geldt ook voor zijn aanwezigheid op het betreffende kruispunt op de dag dat de MH17 is neergestort.

Maar daarmee is nog steeds niet gezegd dat er geen reden is om te twijfelen aan de kern van zijn verhaal over wat er die dag is gebeurd. M58 heeft namelijk gedurende zijn verschillende verhoren op onderdelen inconsistent verklaard.

In het vonnis heeft de rechtbank uitgebreid uiteengezet waarom zij bij het bestuderen van de verhoren en de wijze waarop het contact met M58 is verlopen geen enkele aanwijzing heeft gevonden dat die inconsistenties het gevolg zijn van bewúste onwaarheden. M58 heeft dus niet leugenachtig verklaard.

Dat neemt niet weg dat de rechtbank toch ook moet nagaan of die inconsistenties in zijn verklaring afdoen aan de bewijswaarde van de kern van zijn verhaal: het kan zijn dat zijn geheugen hem in de steek laat.

De rechtbank heeft opgemerkt dat M58 in opvolgende verhoren vaak nog eens ingaat op dingen die hij in eerdere verklaringen heeft gezegd en deze vervolgens corrigeert.

De rechtbank vindt het vanwege het tijdsverloop en de hectische situatie niet verwonderlijk dat bij M58 een bepaalde mate van onzekerheid bestaat. Dat betreft details waarvan hij zich op het moment dat hij ze waarnam niet bewust was dat ze belangrijk konden worden.

Bijvoorbeeld het tijdstip waarop en de precieze plek waar hij zich bevond, de precieze afstand tussen de Buk-TELAR en het kruispunt en hoe hoog het vliegtuig vloog.

Dit betekent enerzijds dat de bewijswaarde van de verklaring van M58 met betrekking tot dergelijke details niet groot is, maar anderzijds dat die inconsistenties niets afdoen aan zijn verklaring als het gaat om waarnemingen die vanwege hun aard een veel diepere impact moeten hebben gemaakt. Dat betreft het daadwerkelijk afschieten van een Buk-raket. En de vreugde over het raken van een militair vliegtuig en het omslaan van die vreugde in ontzetting als kort daarna blijkt dat niet een militair vliegtuig maar een passagiersvliegtuig is geraakt. Over dergelijke indrukwekkende zaken twijfelt hij geen moment.

Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van M58 dan ook betrouwbaar.

Ook is het gebruik van de verklaringen van M58 niet in strijd met een eerlijk proces.

De verdediging heeft deze getuige namelijk meerdere dagen lang kunnen horen bij de rechter-commissaris. Daarbij hebben verdediging en Openbaar Ministerie uitgebreid vragen kunnen stellen. M58 heeft alle gestelde vragen ook beantwoord. In de uitvoering van het verhoor waren wel wat beperkingen, maar die waren nodig ter bescherming van de getuige.

Verder staat de verklaring van M58 in de totale bewijsconstructie niet alleen. Het bewijs bevat namelijk ook gevalideerde foto’s, video’s, tapgesprekken, zendmastgegevens en deskundigenrapporten.

Zo bevat het dossier ook een analyse van satellietfoto’s van het landbouwveld. Deze geeft steun aan de conclusie dat het door M58 aangewezen landbouwveld de afvuurlocatie is. Uit een vergelijking van de satellietfoto van dit landbouwveld gemaakt op 16 juli met die van 20 en 21 juli 2014 blijkt dat meerdere wijzigingen zijn opgetreden in die periode die kunnen duiden op het tussentijds afvuren van een raket.

Daarbij gaat het om een donker gekleurd driehoekig deel van het veld in de noordwestelijke hoek van het veld. De journalist die op 22 juli 2014 dat deel van het veld heeft gezien en gefilmd sprak over brandsporen. Het afvuren van een Buk-raket veroorzaakt een steekvlam, die brand kan veroorzaken.

Verder zijn sporen te zien die het verkleurde stuk veld inlopen en meer dan drie meter breed zijn, net als die van een Buk-TELAR. Die sporen staan in de hoek die het KNMI op basis van de windrichting als meest waarschijnlijke afvuurhoek in dat stuk veld heeft aangewezen. 

Die noordzijde van het veld voldoet ook aan de eisen voor de inzet van een Buk-TELAR. Het terrein is toegankelijk, door een checkpoint van de separatisten beveiligd en vrij van hoogspanningskabels. Daarnaast is het veld het hoogste punt in een straal van vijf kilometer en door de bomenrijen minimaal zichtbaar. Bij hoog vliegende doelen is de afstand van een Buk-TELAR tot de bomenrij minder van belang. Ook kan in die bomenrij direct dekking worden gezocht.

Daar komt bij dat in meerdere afgeluisterde telefoongesprekken tussen separatisten in de ochtend van 17 juli 2014 wordt gesproken over een Buk die eraan komt en die naar ‘Pervomaiske’ moet. Dat acht de rechtbank bijzonder overtuigend bewijs dat dit veld bij Pervomaiskyi de afvuurlocatie is geweest en dat het ging om een Buk-raket.

De bewijskracht van de inhoud van deze gesprekken wordt nog eens versterkt door het feit dat het beeld dat uit de gesprekken naar voren komt over waar de Buk-TELAR vandaan komt en waar die naartoe moet, wordt bevestigd door de zendmastgegevens. Kort gezegd, de verplaatsing van de telefoons van degenen die blijkens de tapgesprekken met het transport waren belast komt overeen met de route die de Buk-TELAR aflegde.

In meerdere gevallen is de Buk-TELAR ook op beeld vastgelegd op een tijdstip dat past op deze route tot vlak voor Pervomaiskyi. Zo is de Buk-TELAR vanuit Donetsk in oostelijke richting via Makiivka, Zuhres en Torez verplaatst naar Snizhne.

De rechtbank wijst in dit verband op de foto gemaakt op de Illicha Avenue in Donetsk, de video gemaakt bij de Motel rotonde in Donetsk, de video bij Makiivka, de video in Zuhres en de foto én video in Torez, waarop te zien is hoe een Buk-TELAR op telkens dezelfde specifieke Volvo dieplader met witte cabine wordt vervoerd in de richting van Snizhne.

Op de beelden uit Donetsk is bovendien duidelijk te zien dat op de Buk-TELAR groene Buk-raketten met een witte kop liggen. Op de video gemaakt bij Makiivka heeft de rechtbank gezien dat het er op dat moment vier zijn.

Op de foto en video van een Buk-TELAR die vanuit Snizhne naar het zuiden in de richting Pervomaiskyi rijdt staat een Buk-TELAR die niet op een dieplader wordt vervoerd, maar op dat moment zelfstandig rijdt.

Dát wijst erop dat de Buk-TELAR niet ver van de beoogde inzetlocatie is. Op het moment waarop deze video is gemaakt is de Buk-TELAR daadwerkelijk slechts een paar kilometer van het betreffende veld nabij Pervomaiskyi verwijderd.

Op de video die in Luhansk is gemaakt in de vroege ochtend van 18 juli 2014 ziet de rechtbank dat één raket ontbreekt. Aan de hand van de verklaring van getuige S21, tapgesprekken en zendmastgegevens heeft de rechtbank vastgesteld dat het diezelfde Buk-TELAR is.

Deze beelden zijn zo veel mogelijk geverifieerd met betrekking tot locatie en tijdsbepaling en op authenticiteit onderzocht. Er zijn geen sporen van manipulatie aangetroffen. 

Ten slotte baseert de rechtbank haar overtuiging dat een Buk-raket op de MH17 is afgevuurd en de MH17 daadwerkelijk heeft neergeschoten op de bevindingen van de onderzochte fragmenten die op de rampplek zijn aangetroffen en van een wapen afkomstig zijn.

De rechtbank heeft daarbij gelet op fragmenten die zowel specifiek zijn voor een bepaald wapen en tegelijkertijd een evidente relatie hebben met de oorzaak van de ramp, bijvoorbeeld omdat ze zijn teruggevonden in lichamen van slachtoffers of zaten vastgeklemd in wrakstukken en dus van het wapen afkomstig moeten zijn.

In het lichaam van één van de bemanningsleden in de cockpit is een specifiek fragment aangetroffen. De rechtbank herkent zelf in dit fragment een duidelijke incomplete vlindervorm.

Uit het onderzoek blijkt verder dat dit fragment qua elementsamenstelling niet of nauwelijks kan worden onderscheiden van en behoort tot dezelfde groep als andere fragmenten die zijn veiliggesteld uit de lichamen en wrakstukken. Ook blijkt daaruit dat deze fragmenten niet of nauwelijks van vlinderfragmenten uit één van de referentie Buk-warheads van het nieuwe type kunnen worden onderscheiden.

De verdediging heeft onder verwijzing naar onderzoek van Almaz-Antey aangevoerd dat het aangetroffen fragment niet dat van het unieke vlindervormige fragment kan zijn omdat het daarvoor te licht is.

De rechtbank overweegt echter dat uit de arenatest met een hele raket met een Buk-warhead van het nieuwe type volgt dat warhead fragmenten door detonatie opbreken in kleinere stukken. Sommige vlindervormige fragmenten met een oorspronkelijk gewicht van 8,1 gram wogen na detonatie slechts 2,5 gram.

Daarmee lijkt het mogelijk dat het aangetroffen fragment met een gewicht van 5,7 gram ook op basis van dat gewicht oorspronkelijk een vlindervormig fragment is geweest dat uniek is voor een warhead van het nieuwe type.

Een tweede fragment dat de rechtbank van belang vindt is de groene prop die vastgeklemd is aangetroffen in de sponning van het linker cockpitraam. Deze prop is onderzocht en geconcludeerd is dat de prop overeenkomt met de grondplaat van zowel het oude als het nieuwe type Buk raket. Gelet op de vele uiterlijke overeenkomsten die de rechtbank ook zelf heeft gezien bestaat geen enkele twijfel dat de groene prop een deel van een dergelijke grondplaat is.

Dat geldt eveneens voor een metalen deel dat opgerold en vastgeklemd in een spant is aangetroffen. Ook dit metalen deel is onderzocht op uiterlijke kenmerken zoals vorm, strepen en sporen. Geconcludeerd is dat het deel overeenkomt met de schuifplaat van deze beide Buk rakettypen. Ook deze waarnemingen heeft de rechtbank zelf kunnen doen. En de samenstelling van dit deel komt overeen met een specifiek onderdeel van zowel het oude als het nieuwe type Buk raket. De dynamisch ingeslagen prop en het metalen deel zijn volgens de deskundige van de RMA uniek voor een Buk-wapensysteem.

Gelet op waar ze zijn aangetroffen moeten het vlinderfragment, de prop en het metalen deel van het wapen afkomstig zijn dat de MH17 heeft getroffen. Deze voorwerpen identificeren op basis van hun uiterlijke kenmerken in samenhang met hun metallurgische samenstelling het wapen als een Buk-raket. Geen van dergelijke aan de oorzaak van de ramp gerelateerde fragmenten wijst in de richting van een ander wapen dan een Buk-raket. Daarom kent de rechtbank aan deze bewijsmiddelen grote overtuigingskracht toe.

Resumerend overweegt de rechtbank dat ieder van de genoemde bronnen, de foto’s vanuit Torez en Snizhne, de verklaringen van M58, de satellietbeelden, de tapgesprekken en zendmastgegevens, de foto’s en video’s van een Buk-TELAR op 17 en 18 juli 2014 en de bevindingen met betrekking tot het fragment in het lichaam, de voorwerpen in het spant en de sponning van het vliegtuig, op zichzelf al sterk bewijs vormen voor de conclusie dat de MH17 daadwerkelijk is geraakt door een Buk-raket. Maar in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank daarover geen enkele redelijke twijfel mogelijk.

Pulatov heeft als verklaring gegeven dat de telefoongesprekken bedoeld waren om te misleiden en de vijand de indruk te geven dat er een Buk-TELAR was terwijl dit niet daadwerkelijk het geval was, althans dat deze Buk-TELAR niet zou functioneren.

De rechtbank acht dit volstrekt onaannemelijk. Uit het gebruikte bewijsmateriaal blijkt dat er wel degelijk een Buk-TELAR met raketten in de richting van Pervomaiskyi reed die vanaf een landbouwveld daar daadwerkelijk een Buk-raket heeft afgevuurd, die de MH17 heeft neergehaald. Dit verweer is dan ook ruimschoots ingehaald door het bewijs.

Enkele verdachten en andere personen hebben buiten de zittingszaal gesuggereerd dat de bewijsmiddelen zoals beeld- en geluidsmateriaal zijn gemanipuleerd. Daarover merkt de rechtbank op dat die suggestie eraan voorbij gaat dat het hier niet om één enkele foto, video of tapgesprek gaat, maar om een veelheid aan soorten bewijsmateriaal dat in veel gevallen snel beschikbaar kwam.

Het is in de ogen van de rechtbank ondenkbaar dat een dergelijke hoeveelheid bewijsmateriaal van verschillende aard, zo snel, degelijk en consistent kon worden gefabriceerd, zonder enig spoor na te laten.

Het bewijsmateriaal is namelijk door verschillende experts, vanuit verschillende disciplines, uit verschillende landen die geen betrokkenheid hebben met het conflict, grondig onderzocht en er is geen spoor van manipulatie gevonden.

Moet het Zaroshchenske zijn geweest? 

De verdediging van Pulatov heeft betoogd dat de Buk-raket moet zijn afgevuurd vanaf een locatie nabij Zaroshchenske. Daarbij heeft zij verwezen naar de bevindingen in de rapporten van Almaz-Antey en hetgeen de vertegenwoordiger van Almaz-Antey hierover heeft verklaard bij de rechter-commissaris.

Aan de bevindingen van Almaz-Antey kan de rechtbank slechts enige waarde toekennen als die verifieerbaar zijn en de redeneringen volstrekt helder, inzichtelijk en navolgbaar zijn.

De rechtbank constateert echter dat de deskundigen van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (het NLR) en de Belgische Royal Military Academy (de RMA) het met elkaar eens zijn dat de methoden en uitgangspunten van Almaz-Antey niet inzichtelijk zijn.

En juist omdat de methoden en uitgangspunten van Almaz-Antey die duiden op een afvuurgebied nabij Zaroshchenske voor de andere deskundigen niet helder, inzichtelijk en navolgbaar zijn, en daarmee ook niet verifieerbaar voor de rechtbank, ontberen de rapporten en bevindingen van Almaz-Antey en diens vertegenwoordiger dan ook enige overtuigingskracht.

Het al eerder genoemde Amerikaanse bureau heeft zich ook uitgelaten over het berekende afvuurgebied. In deze rapportage wordt kritiek geuit op de bevindingen van het NLR en de RMA. Tegelijkertijd wordt met een niet gemotiveerde verwijzing naar de bevindingen en uitgangspunten van Almaz-Antey betoogd dat de conclusies van Almaz-Antey de juiste zijn.

De rapportage van het Amerikaanse bureau maakt evenwel niet alsnog inzichtelijk waarom deze uitgangspunten, bevindingen en conclusies de juiste zouden zijn en verleent daarmee dus niet alsnog de noodzakelijke overtuigingskracht aan de berekeningen van Almaz-Antey.

De vraag kan worden gesteld of het desondanks mogelijk is dat het afvuurgebied nabij Zaroshchenske moet worden gezocht. En of er voldoende onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid van een ander scenario dan het hoofdscenario. Het JIT heeft los van het hoofdscenario wel degelijk andere scenario’s uitgebreid onderzocht, maar heeft deze om vele overtuigende redenen terzijde geschoven.

Maar wat daar ook van zij, die andere mogelijkheden worden al uitgesloten door wettige en overtuigende bewijsmiddelen die naar het oordeel van de rechtbank onomstotelijk en sluitend aantonen dat het een Buk-raket was, die werd afgevuurd vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskyi en die de MH17 heeft neergehaald. Het volledig uitlopen van andere onderzoekslijnen is dan niet meer nodig.

Ten slotte heeft de verdediging van Pulatov onder verwijzing naar een rapport van het Amerikaanse bureau gewezen op het volgens haar meer aannemelijke alternatieve scenario dat een Oekraïense Buk-TELAR vanuit een gebied iets ten oosten van Zaroshchenske een Buk-raket moet hebben afgevuurd op een vliegtuig van Air India dat vanuit het oosten de grens met de Russische Federatie was gepasseerd.

De rechtbank stelt voorop dat ook dit scenario reeds wordt weerlegd door de hiervoor al besproken bewijsmiddelen en daarmee dus geen alternatief scenario is dat niet-strijdig is met de bewijsmiddelen. Maar er zijn meer redenen waarom dit scenario naar het rijk der fabelen moet worden verwezen.

Op het moment van afvuren was het vliegtuig van Air India ver buiten het bereik van de Buk-raket. En dan is het technisch niet mogelijk een Buk-raket af te vuren.

Daar komt bij dat de werking van de radar echo’s uitsluit dat de on-board ontvanger van de Buk-raket tijdens zijn vlucht een signaal van de MH17 zou hebben kunnen oppikken. De radar van de Buk-TELAR zou immers doorlopende signalen uitzenden binnen een hoek van tien graden naar het oosten in de richting van de Air India, het vermeende oorspronkelijke doel. Omdat de MH17 op dat moment vanuit een andere, namelijk noordwestelijke richting aan kwam vliegen kunnen deze stralen dan ook onmogelijk de MH17 hebben bereikt en door de MH17 zijn weerkaatst.

Ook betwijfelt de rechtbank of een Buk-raket – afgevuurd in oostelijke richting – beschikt over zodanige wendbaarheid dat die in staat zou zijn om gedurende zijn vlucht de u-bocht te maken die nodig zou zijn geweest om de MH17 te kunnen raken. De rechtbank acht het echter niet noodzakelijk dit te onderzoeken, gelet op de eerder genoemde technische redenen die dit scenario sowieso al uitsluiten. 

De rechtbank acht het evenmin relevant en dus niet noodzakelijk de rapporteurs verbonden aan het Amerikaanse bureau als deskundigen te horen wegens het eerdergenoemde gebrek aan geloofwaardigheid en overtuigingkracht van de rapportages van dit bureau. Het voorwaardelijke verzoek daartoe wijst de rechtbank dan ook af.

MH17 werd dus neergeschoten door een Buk-raket die vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskyi vanaf een TELAR op de MH17 werd afgevuurd.

Rol van de verdachten en de juridische duiding daarvan

De rechtbank heeft uit een grote hoeveelheid tapgesprekken afgeleid wat er in de dagen voorafgaande aan het neerstorten van de MH17 in Oost-Oekraïne gebeurde.

Uitgebreid onderzoek naar de betrouwbaarheid en authenticiteit van tapgesprekken heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat dat materiaal niet betrouwbaar of niet authentiek is. Ook is op overtuigende wijze onderzocht wie aan de gesprekken hebben deelgenomen.

De rechtbank concludeert op basis van dit onderzoek dan ook dat alle door haar voor het bewijs gebruikte tapgesprekken door de verdachten zijn gevoerd met de aan hen toegeschreven telefoonnummers. En dat die gesprekken authentiek en niet gemanipuleerd zijn.

Het procesdossier bevat verder een grote hoeveelheid foto- en videomateriaal. Dit foto- en videomateriaal is, zoals eerder opgemerkt, onderzocht op echtheid en authenticiteit, maar ook op het punt van tijdstip en plaats van de gebeurtenissen die op het materiaal te zien en te horen zijn. In een aantal gevallen is de maker van het beeldmateriaal gehoord of andere personen die aanwezig waren tijdens het opnemen van het beeldmateriaal. Waar mogelijk is de opnameapparatuur onderzocht.

De rechtbank heeft ook zelf opdracht gegeven tot nader deskundigenonderzoek. Onder meer aan een video van een zelfstandig rijdende Buk-TELAR in Snizhne en een foto van een Buk-TELAR op een trailer in Donetsk. Bij dit onderzoek zijn geen sporen van manipulatie aangetroffen.

In het vonnis omschrijft de rechtbank een groot aantal tapgesprekken en beeldmateriaal en trekt daaruit een aantal conclusies met betrekking tot de gedragingen van de verdachten en hun rol.

Zo stelt de rechtbank vast dat in de nacht van 16 op 17 juli 2014 door DPR-strijders een Buk-TELAR is aangevoerd vanuit de Russische Federatie. De behoefte aan dergelijk afweergeschut bestond al langere tijd en na zware gevechten op 16 juli 2014 waarbij de DPR grote verliezen leed zonder zich afdoende te kunnen verweren tegen aanvallen vanuit de lucht was het systeem erg welkom.

De in de nacht en vroege ochtend aangevoerde Buk-TELAR werd vanuit Donetsk doorgestuurd naar de frontlinie bij de doorgang, de zogenoemde corridor, tussen Snizhne en de grens met de Russische Federatie ten zuiden daarvan. En in de middag van 17 juli 2014 werd die Buk-TELAR in door de DPR bezet gebied nabij Pervomaiskyi ingezet in hun strijd tegen het Oekraïense leger. Als gevolg van die inzet is vlucht MH17 neergehaald. Met noodlottige gevolgen.

Nadat duidelijk was geworden dat deze ramp zich had voorgedaan door de inzet van de Buk-TELAR is die snel weer afgevoerd naar de Russische Federatie, in de verwachting dat zo een internationaal schandaal was voorkomen.

Uit de bewijsmiddelen is duidelijk geworden dat de feitelijke komst van de Buk-TELAR is geïnitieerd door verdachte Dubinskiy en dat het transport van de Buk-TELAR naar en van de afvuurlocatie onder zijn directe leiding is georganiseerd en aangestuurd.

Bij dat transport was een directe en actieve rol weggelegd voor verdachte Kharchenko, die de begeleiding van de Buk-TELAR vanaf Donetsk naar Pervomaiskyi daadwerkelijk heeft verzorgd en geregeld. Ook zorgde Kharchenko ervoor dat de Buk-TELAR bij de uiteindelijke afvuurplek werd bewaakt en beschermd.  De begeleiding en bewaking van de Buk-TELAR tijdens het vervoer naar en op de geschikte plek is een cruciale taak en levert een wezenlijke bijdrage aan de inzet van de Buk-TELAR.

Verdachte Pulatov was van de komst en de aanwezigheid van de Buk-TELAR op de hoogte gesteld door Dubinskiy. Verdachte Pulatov heeft verdachte Kharchenko die op 17 juli 2014 in de ochtend de Buk-TELAR begeleidde, ontmoet bij de Furshet in Snizhne en daar de Buk-TELAR gezien. De inzet van de Buk-TELAR vond plaats in het kader van de gevechten die op 17 juli 2014 en de daaraan voorafgaande dagen plaatsvonden ten zuiden van Snizhne. Deze gevechten waren bedoeld  om in dat gebied een doorgang te creëren naar de Russische Federatie, de zogenoemde corridor.

Het was verdachte Pulatov die in opdracht van verdachte Dubinskiy voorverkenningen had verricht voor die corridor en die een coördinerende taak had in het creëren en het verdedigen daarvan. Op 17 juli 2014 was verdachte Pulatov drukdoende om aan zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot die corridor uitvoering te geven.

Verdachte Girkin was in de maanden voorafgaand aan, op en na 17 juli 2014 als minister van Defensie de militaire leider van de DPR. Hij was verantwoordelijk voor de opbouw en de inzet van het militaire arsenaal en voor de inzet van de DPR-strijders. Hij gaf sturing en leiding aan de strijd tegen het Oekraïense leger, overlegde daartoe met zijn commandanten in het veld en gaf hun concrete strategische opdrachten. Hij voerde besprekingen met de LPR en met verantwoordelijken in Moskou. En hij riep de hulp in van Moskou ten behoeve van en tijdens de gevechten.

De rechtbank constateert dat op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld hoe de bemanning van de Buk-TELAR heeft gehandeld bij het afvuren van de Buk-raket op de MH17.

Evenmin blijkt uit het dossier wie de opdracht heeft gegeven om een raket af te vuren en waarom dat is gebeurd. Toch is ook zonder die specifieke kennis het nodige te zeggen over de inzet van een Buk-TELAR. Dat is namelijk van belang voor de juridische duiding door de rechtbank.

Een Buk-wapensysteem is primair bedoeld om vliegtuigen neer te schieten. De enorme vernietigende kracht van het wapen en de gevolgen daarvan heeft de rechtbank ook zelf bij de schouw waargenomen. De kans dat inzittenden van een vliegtuig de aanval met een Buk-raket overleven is nihil. Iedereen die een specialistisch, kostbaar wapen als een Buk-TELAR inzet zal zich hiervan bewust zijn.

In het zogenoemde doelbepalingsproces dat voorafgaat aan het afvuren van een Buk-TELAR wordt eerst een doel bepaald. Vervolgens vindt controle van het doel plaats en wordt de beslissing genomen al dan niet een raket op dat doel af te vuren.

Deze stappen en beslissingen hangen niet alleen samen met de technische werking van een Buk-TELAR, maar zijn ook voorgeschreven bij het uitvoeren van gevechtshandelingen volgens het internationale humanitaire recht. Daarbij komt aan de orde of de inzet van het wapen leidt of kan leiden tot schade aan objecten of tot slachtoffers die niet worden beoogd.

Dat kan aanleiding zijn van de inzet van het wapen af te zien of deze af te breken, bijvoorbeeld als wordt ingezien dat het doel een burgervliegtuig blijkt te zijn.

Het gebruik van een Buk-TELAR vergt bovendien een goed opgeleide bemanning. Verder kan het wapen niet zomaar worden ingezet. Die inzet vraagt de nodige voorbereiding, waaronder het bepalen van en vervoer naar een locatie waar het wapen gebruikt kan worden.

Het in gereedheid brengen van het systeem en het daadwerkelijk afvuren van een raket verlopen via een bepaalde procedure. Deze bestaat uit meerdere stappen hetgeen betekent dat het afvuren van een Buk-raket niet per ongeluk gebeurt. Ook niet in een opwelling, maar zeer bewust en doordacht volgens een door technische vereisten voorgeschreven werkwijze.

Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden gezegd dat sprake is van opzet en een zeker beraad over het afvuren van de raket op het betreffende doel. Gelet op de aard van het wapen en het doel waarop het wordt afgevuurd is volstrekt duidelijk wat de gevolgen van het afvuren zullen zijn. Dat is namelijk het doen verongelukken van het vliegtuig en het om het leven komen van de inzittenden ervan.

De rechtbank is van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat de Buk-raket weliswaar opzettelijk is afgevuurd, maar dat werd gedacht dat het een militair vliegtuig was en niet een burgervliegtuig. In zoverre moet het een vergissing zijn geweest. Een dergelijke vergissing doet echter niet af aan het opzet en de voorbedachte raad.

Daarbij is ook van belang dat de verdachten door het ontbreken van een combattantenimmuniteit net als iedere andere burger niet gerechtigd waren om op welk vliegtuig dan ook te schieten, ook niet op een militair vliegtuig, en daarbij de militaire inzittenden te doden. De gerealiseerde criminele handeling van het neerhalen van een vliegtuig en het doden van de inzittenden lag dan ook al in het oorspronkelijke plan besloten.

Wat betekent dit voor de beoordeling van de aan de verdachten tenlastegelegde feiten?

De rechtbank stelt voorop dat zij geen bewijs ziet dat de verdachten een hecht samenwerkende dadergroep waren die zich specifiek bezighield met het neerschieten van Oekraïense luchtvaartuigen, zoals het Openbaar Ministerie stelt. Daarin kan dus geen basis worden gevonden voor een strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachten. Daarom heeft de rechtbank verder gekeken naar de feitelijke handelingen van de verdachten.

De rechtbank heeft daarbij eerst per verdachte beoordeeld of hij kan worden gezien als een medepleger, doordat hij zelf een bijdrage heeft geleverd aan de inzet van de Buk-TELAR die van voldoende gewicht is en of hij daarbij bewust en nauw heeft samengewerkt met anderen.

Als dit niet het geval is, dan heeft de rechtbank beoordeeld of de verdachte desondanks verantwoordelijk kan worden gehouden voor de bijdragen van anderen aan de inzet. Dit laatste wordt het functionele plegen genoemd.

In de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor deze functionele verantwoordelijkheid een aantal voorwaarden ontwikkeld. Kort gezegd komt het erop neer dat ten eerste moet vaststaan dat de verdachte aanvaardt dat het misdrijf wordt gepleegd, of dat hij dit gewoonlijk aanvaardt. Ten tweede moet vaststaan dat de verdachte in de positie verkeert om erover te beschikken of het misdrijf wordt gepleegd, met andere woorden dat hij er zeggenschap over heeft, dat hij het kan maken of breken.

De benadering van de rechtbank is hierbij omgekeerd aan die van Openbaar Ministerie. De rechtbank vindt het passender om eerst de eventuele eigen concrete bijdrage van een verdachte aan het misdrijf te beoordelen. Pas als de conclusie is dat iemand niet zelf als dader of mededader kan worden gezien, is de rechtbank toegekomen aan de vraag of deze verdachte dan als functioneel pleger moet worden aangemerkt omdat hij verantwoordelijk is voor de bijdrage van een ander.

Tot zover het juridisch kader. De rechtbank zal nu de gedragingen van de verdachten beoordelen in het licht van dit kader.

Kharchenko had van zijn hiërarchisch meerdere Dubinskiy de opdracht gekregen om de Buk-TELAR te vervoeren, begeleiden en bewaken tot aan de uiteindelijke afvuurlocatie bij Pervomaiskyi. Kharchenko heeft die opdracht uitgevoerd, waarbij hij onder meer opdrachten heeft gegeven aan zijn onderschikten bij de uitvoering van die taken. Ook heeft hij Dubinskiy achteraf geïnformeerd over de succesvolle inzet van de Buk-TELAR en het veiligstellen daarvan. Daarnaast heeft hij, wederom in opdracht van Dubinskiy, de afvoer van de Buk-TELAR geregeld.

De rechtbank ziet Kharchenko als meewerkend voorman bij essentiële handelingen die hebben bijgedragen aan het daadwerkelijk afvuren van de Buk-raket. Zijn inzet en betrokkenheid vooraf, maar ook bij de afvoer van de Buk-TELAR naar de Russische Federatie vormden wezenlijke bijdragen aan de uiteindelijke inzet van de Buk-TELAR op de afvuurlocatie. Voor zover Kharchenko zelf meewerkte aan die uitvoering deed hij dat in nauwe en bewuste samenwerking met andere betrokkenen bij de inzet, waaronder de bemanning. Aldus is Kharchenko te beschouwen als medepleger van de beide ten laste gelegde feiten.

In feitelijke en juridische zin is hij echter ook strafrechtelijk verantwoordelijk voor de bijdrage van zijn ondergeschikten aan de inzet van de Buk-TELAR. Hij was immers niet alleen op de hoogte van de plannen met betrekking tot de inzet van de Buk-TELAR, maar heeft zijn ondergeschikten opgedragen hieraan een wezenlijke bijdrage te leveren, met name bestaande uit het begeleiden van de Buk-TELAR, het bewaken van de Buk-TELAR bij het veld en nadien het afvoeren van de Buk-TELAR.

Omdat de rechtbank de eigen bijdrage van Kharchenko aan de inzet van de Buk-TELAR reeds kwalificeert als medeplegen, komt de rechtbank aan de kwalificatie van zijn aansturing van ondergeschikten als functioneel (mede)pleger niet toe. De rechtbank verklaart daarom ten aanzien van Kharchenko het telkens primair onder 1 en 2 tenlastegelegde (klassieke) medeplegen bewezen.

Dubinskiy heeft als hoge leidinggevende binnen de DPR in de nacht en vroege ochtend van 16 op 17 juli 2014 in de aanvoer van de Buk-TELAR vanuit de Russische Federatie een initiërende en organiserende rol vervuld en op 17 juli 2014 een sturende rol als opdrachtgever voor het vervoer en de bewaking van die TELAR naar de plaats van afvuren. De uitvoering daarvan liet hij over aan ondergeschikten die hij daartoe de nodige bevelen gaf en tot wie hij dus in een gezagsverhouding stond als hun meerdere. De rechtbank acht deze gedragingen van zodanig wezenlijk en materieel belang voor de uitvoering van het delict dat deze gedragingen als medepleeghandelingen kunnen worden aangemerkt.

Dubinskiy heeft daarbij ten minste nauw en bewust samengewerkt met Kharchenko en de bemanning. Een en ander vindt bovendien bevestiging in het handelen van Dubinskiy bij het afvoeren van de Buk-TELAR na gebruik. Ten aanzien van Dubinskiy kunnen daarom de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten als (klassiek) medepleger wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Girkin was op operationeel niveau de hoogste militaire leider van de DPR en daarmee (eind)verantwoordelijk voor de inzet van de militaire middelen in en voor de DPR. Uit de tapgesprekken blijkt dat Girkin zeer regelmatig contacten onderhield met Moskou over materieel en het krijgen van concrete militaire steun, waaronder luchtafweer met getrainde specialisten om Oost-Oekraïne te kunnen behouden. Dit kan geen ander doel hebben gehad dan die systemen ook daadwerkelijk in te zetten in de strijd die de DPR voerde. Dat dat ook gebeurde blijkt genoegzaam uit het dossier. Onder gezag van Girkin als hoogste militaire leider vonden vele gevechten plaats, waarbij doden en gewonden vielen en materiële schade werd aangericht. Onderdeel daarvan was ook het schieten op vliegtuigen en helikopters, hetgeen meermalen tot het neerstorten daarvan heeft geleid. 

Hoewel het vanwege zijn positie zeer aannemelijk is, blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat Girkin afwist van de beschikbaarheid van een Buk-TELAR op 17 juli 2014 vóórdat deze werd afgevuurd. Een eigen en actieve bijdrage daaraan van Girkin kan dan ook niet worden vastgesteld. Een klassiek medepleger was hij dus niet.

Wel was en werd Girkin op de hoogte gehouden van de stand van zaken van de gevechten rondom de corridor en gaf hij bevelen in dat verband. Zo gaf hij opdrachten over aanvoer en plaatsing van tanks en bepaalde hij wie het bevel voerde. Girkin sprak via de telefoon echter niet over een Buk of de inzet daarvan.

Als hoogste militaire bevelvoerder had Girkin wel de mogelijkheid om te beslissen om al dan niet een Buk-TELAR in te zetten. Die zeggenschap vloeide voort uit zijn positie als minister van Defensie, de hiërarchisch meerdere van Dubinskiy en Kharchenko, en blijkt ook uit de door Girkin gevoerde telefoongesprekken als duidelijk is dat het mis is gegaan met de inzet van de Buk-TELAR. Girkin bemoeit zich dan actief met de afvoer van de Buk-TELAR naar de Russische Federatie, geeft de nodige bevelen en onderhoudt daarover telefonisch contact om geïnformeerd te zijn of dat ook daadwerkelijk is gebeurd.

Daarnaast was het voeren van de gewapende strijd een belangrijk middel, en juist hét middel dat onder gezag van Girkin als hoogste militaire leider plaatsvond, om het doel van de DPR na te streven. Onderdeel van de gewapende strijd was het neerhalen van luchtvaartuigen. Dat door inzet van militaire middelen doden vielen is een gegeven waarvan Girkin uiteraard ook op de hoogte was. Dat is zeker ook het geval bij inzet van luchtafweer om luchtvaartuigen neer te halen; iets waarvan vóór 17 juli 2014 al meermalen sprake was geweest.

Hoewel het dossier geen bewijs bevat dat Girkin op 17 juli 2014 op de hoogte was van de beschikbaarheid van een Buk-TELAR kan zonder meer gesteld worden dat Girkin een inzet als die van de Buk-TELAR op 17 juli 2014 met doden tot gevolg zeker placht te aanvaarden. Dat leidt de rechtbank af uit zijn rol en hoge positie, zijn verzoek om deugdelijke luchtafweer, het gegeven dat Girkin op de hoogte was van de inzet van militaire middelen waarmee al diverse luchtvaartuigen waren neergeschoten met ook doden als gevolg en daartegen nooit is opgetreden en het feit dat Girkin zich op en rond 17 juli 2014 actief bemoeide met de militaire operatie rondom de corridor.

Dat blijkt ook uit zijn optreden achteraf: in plaats van deze inzet te veroordelen, zet hij zich actief in om het bewijsmateriaal zo snel mogelijk te laten verdwijnen en zo een kennelijk verwacht schandaal te voorkomen. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat Girkin over de inzet en het gebruik van de Buk-TELAR kon beschikken en dat hij die placht te aanvaarden, inclusief alle gevolgen van die inzet. Girkin is daarom aan te merken als functioneel pleger van deze medegepleegde feiten. Dit leidt ten aanzien van hem echter tot dezelfde conclusie als voor Kharchenko en Dubinskiy, namelijk dat de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten als medepleger wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Pulatov was in de tenlastegelegde periode gebiedscommandant in de wijde omgeving van Snizhne. Hij voerde daar het bevel over manschappen en had als taak het bewerkstelligen en in stand houden van de eerder genoemde corridor. De rechtbank stelt vast dat die corridor een belangrijke functie had voor het handhaven en versterken van de positie van de DPR in het Donbas gebied. In dat licht bezien had Pulatov als coördinator dus een belangrijke positie en rol in dat deel van de Donbas.

Uit het samenstel van de informatie uit de zojuist genoemde tapgesprekken blijkt dat op 17 juli 2014 de ruimere taak van het beheren van de corridor in elk geval bestond uit het ontvangen en strategisch plaatsen van een aantal tanks die door het Vostok bataljon werden aangevoerd, en het ontvangen en plaatsen van de Buk-TELAR.

In de ochtend van 17 juli 2014 heeft Dubinskiy Pulatov immers laten weten dat Kharchenko een Buk-TELAR naar Pulatov zou brengen en heeft Dubinskiy Pulatov verteld waar deze opgesteld moest worden met de opdracht dit alles te coördineren. Kort daarvoor had Dubinskiy Kharchenko een vergelijkbare opdracht gegeven toen hij tegen hem zei met de Buk-TELAR naar Pervomaiske te gaan en dat zijn taak was het begeleiden en bewaken van de Buk-TELAR. Uit het dossier blijkt dat Kharchenko, nadat hij deze opdracht van Dubinskiy heeft gekregen daadwerkelijk met de Buk-TELAR op weg is gegaan naar Snizhne, alwaar hij bij de Furshet heeft afgesproken met Pulatov.

Uit de tapgesprekken blijkt dat in de vroege middag van 17 juli 2014 daadwerkelijk een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen Kharchenko en Pulatov bij de Furshet in Snizhne op het moment dat Kharchenko daar met het konvooi met daarin de Buk-TELAR arriveerde. Uit het dossier blijkt evenwel niet wat daar bij de Furshet is gebeurd of gezegd.

Vast staat wel dat Kharchenko na deze ontmoeting gewoon is doorgegaan met het uitvoeren van de opdracht die hij al van Dubinskiy had gekregen. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat Kharchenko zijn weg richting Pervomaiskyi in opdracht van Pulatov heeft voortgezet. Deze opdracht was immers al bij hem belegd door Dubinskiy, de meerdere van zowel Kharchenko als Pulatov. Wel staat vast dat Pulatov Kharchenko niet heeft tegengehouden om zijn opdracht verder uit te voeren.

Uit het bewijs volgt verder dat Pulatov kort na die ontmoeting belt met en wordt teruggebeld door een telefoonnummer dat aan de bemanning van de Buk-TELAR kan worden toegeschreven. Er komt echter geen contact tot stand.

De rechtbank ziet hierin niet het bewijs voor een actieve of zelfs cruciale bemoeienis van Pulatov met de uitvoering van de door Dubinskiy verstrekte opdracht. Die telefoongesprekken zijn immers niet tot stand gekomen en desondanks is de uitvoering van de opdracht verder gegaan. Van bepalende invloed op de opdracht kunnen die mislukte contacten dan ook niet zijn geweest, of in elk geval kan dat niet worden vastgesteld.

De relatie die het Openbaar Ministerie daarbij legt tussen Pulatov en vliegtuigspotters is naar het oordeel van de rechtbank zeer speculatief en rechtvaardigt geenszins de conclusie dat hieruit blijkt dat Pulatov de spil is tussen enerzijds de inlichtingentak van de DPR en anderzijds de bemanning van de Buk-TELAR.

Evenmin is bewijs aanwezig waaruit enige coördinatie door Pulatov van de plaatsing, bewaking of inzet van de Buk-TELAR is af te leiden. Verder staat genoegzaam vast dat Pulatov niet in de buurt is geweest van de afvuurlocatie op en rond het moment waarop de Buk-TELAR daadwerkelijk zijn raket afvuurde.

De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte Pulatov enige eigen bijdrage heeft geleverd aan de inzet van de Buk-TELAR, zodat hij niet als klassieke medepleger kan worden gezien, zoals Dubinskiy en Kharchenko.

Dan resteert de vraag of verdachte Pulatov, net als verdachte Girkin, in functionele zin als medepleger moet worden gezien.

In dat kader overweegt de rechtbank dat is vastgesteld dat verdachte Pulatov wist van de inzet van de Buk-TELAR in de operatie waarvoor hij als coördinator was aangewezen. Daar komt bij dat nergens uit blijkt dat Pulatov zich heeft verzet tegen de komst en de inzet van de Buk-TELAR vanaf het moment dat hij wist dat die Buk-TELAR beschikbaar was voor de separatisten en in de operatie rondom de corridor zou worden ingezet. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesteld dat Pulatov de inzet van die Buk-TELAR aanvaardde. Aan het eerste vereiste is dan ook voldaan.

Voor wat betreft het tweede vereiste, het bestaan van beschikkingsmacht of zeggenschap over de inzet van die Buk-TELAR stelt de rechtbank vast dat Pulatov de specifieke opdracht van Dubinskiy had gekregen om in de omgeving van Pervomaiske te blijven om de Buk-TELAR die onderweg was naar hem te bewaken en dat alles te organiseren. Echter, zoals gezegd, was de opdracht om de Buk-TELAR naar Pervomaiske te begeleiden en deze te bewaken kort daarvoor ook al door Dubinskiy aan Kharchenko gegeven.

Kharchenko heeft deze opdracht daadwerkelijk uitgevoerd; hij heeft het vervoer van Donetsk via Snizhne naar Pervomaiskyi begeleid en de bewaking aldaar geregeld. Er is dan ook niet alleen geen enkele aanwijzing dat de tussenkomst van Pulatov iets heeft bijgedragen aan de uitvoering van de opdracht zoals die door Dubinskiy aan Kharchenko was gegeven, maar evenmin dat hij daar iets aan had kúnnen veranderen.

Ongeacht wat nu de precieze hiërarchische relatie was tussen Pulatov en Kharchenko op 17 juli 2014 en of Pulatov Kharchenko in zijn algemeenheid bevelen kon geven, is er niets wat erop wijst dat Pulatov de bevoegdheid had om het in dit geval rechtstreeks door Dubinskiy gegeven bevel aan Kharchenko te veranderen of in te trekken. Zijn coördinerende rol in de militaire operatie rondom de corridor plaatst hem niet boven Dubinskiy.

De rechtbank concludeert dan ook dat de voor functioneel daderschap vereiste beschikkingsmacht bij verdachte Pulatov heeft ontbroken.

Kortom, naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs dat Pulatov daadwerkelijk zelf enige bijdrage heeft geleverd aan de inzet van de Buk-TELAR. En Pulatov draagt geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor de bijdrage van anderen aan deze inzet.

De conclusie is dan ook dat Pulatov van elk van de tenlastegelegde varianten van beide feiten dient te worden vrijgesproken.

De verdediging van verdachte Pulatov heeft voorwaardelijke onderzoekswensen ingediend. Een aantal van deze verzoeken is in het vonnis apart besproken. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank ten aanzien van de nog niet besproken verzoeken dat de relevantie van die verzoeken vanwege de vrijspraak van Pulatov niet of niet meer aanwezig is waardoor ook de noodzakelijkheid ervan ontbreekt. Die verzoeken worden daarom afgewezen. Dat geldt eveneens voor de vordering van het Openbaar Ministerie tot zijn gevangenneming.

Verdachte Girkin, Dubinskiy en Kharchenko worden veroordeeld. De rechtbank kwalificeert de bewezenverklaarde feiten in hun zaken als de eendaadse samenloop van

  • het medeplegen van een luchtvaartuig opzettelijk en wederrechtelijk doen verongelukken, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten was en het feit iemands dood ten gevolge heeft en
  • het medeplegen van moord, meermalen, namelijk 298 keer, gepleegd.

Dit zijn strafbare feiten waarvoor de verdachten Girkin, Dubinskiy en Kharchenko ook strafbaar zijn.

De vorderingen tot schadevergoeding

De rechtbank heeft 306 vorderingen tot schadevergoeding ontvangen van nabestaanden. De 304 door het Rechtsbijstandsteam ingediende vorderingen betreffen uitsluitend de vergoeding van smartengeld.

Twee vorderingen tot schadevergoeding die door nabestaanden zelf zijn ingediend betreffen naast smartengeld ook de vergoeding van materiële schade, te weten voor het verlies van een laptop en vergoeding van de kosten van de reis naar de crashsite in de zomer van 2014.

De rechtbank beslist allereerst dat in de zaak van Pulatov de benadeelde partijen, zoals de wet dat voorschrijft, niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat Pulatov wordt vrijgesproken.

De zaken van de drie andere verdachten, die dus wel worden veroordeeld, zijn bij verstek behandeld. De rechtbank is van oordeel dat die verstekverlening ook ziet op de vorderingen benadeelde partij. De rechtbank is bevoegd over de vorderingen te oordelen.

Volgens de regels uit de zogenaamde Rome II-verordening moeten de vorderingen uit onrechtmatige daad van de benadeelde partijen inhoudelijk worden beoordeeld aan de hand van het Oekraïens recht.

De toepassing van het Oekraïens burgerlijk recht betekent dat nabestaanden in 2014 recht hadden op vergoeding van affectieschade. In het Nederlandse burgerlijk recht is na een wetswijziging het recht op affectieschade alleen mogelijk indien deze schade vanaf 1 januari 2019 is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank staat deze wetswijziging er niet aan in de weg om verzoeken tot vergoeding van vóór 1 januari 2019 ontstane affectieschade op grond van het Oekraïens recht ontvankelijk te oordelen in de zaken van Girkin, Dubinskiy en Kharchenko.

Nu verdachten Girkin, Dubinskiy en Kharchenko worden veroordeeld voor beide tenlastegelegde feiten zijn zowel de onrechtmatige daad als de schuld naar Oekraïens civiel recht gegeven. Buiten enige twijfel staat dat de onrechtmatige daad van verdachten in causaal verband staat met de door de nabestaanden gevorderde immateriële schade. De rechtbank dient dan ook alleen nog na te gaan of de aard en omvang van de gevorderde schade toewijsbaar zijn naar Oekraïens recht. Oftewel: het soort schade en de hoogte daarvan.

Naar Oekraïens recht komen zowel materiële schade als immateriële schade die direct is geleden door nabestaanden van een overleden persoon voor vergoeding in aanmerking. Om in aanmerking te komen voor die vergoeding moet de nabestaande wél behoren tot de kring van gerechtigden. Dat zijn de echtgenoot en de geregistreerde partner, mits niet van hetzelfde geslacht. Verder de ouders, adoptieouders, kinderen en adoptiekinderen van de overledene, alsmede de personen, onder wie stiefkinderen, met wie de overledene samenwoonde en een gezamenlijk huishouden had. Niet met een slachtoffer samenwonende broers en zussen horen niet tot deze gerechtigden.

Op 17 juli 2014 werden de benadeelde partijen plotseling geconfronteerd met het overlijden van een of meer dierbaren als gevolg van de ramp met vlucht MH17. Voor de benadeelde partijen is het onverteerbaar dat zij met een blijvende onzekerheid moeten leven over wat zich de laatste momenten in het vliegtuig afspeelde en in hoeverre hun dierbaren zich bewust zijn geweest van hun noodlot.

Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen en tijdens het spreekrecht is heel duidelijk geworden welke plek de slachtoffers innamen in het gezin, in de grotere familie, in de buurt, op school of op de sportschool, op hun werk of in de vriendenkring. En hoezeer zij nog steeds worden gemist in de levens van hen die zijn achtergebleven. In de vonnissen heeft de rechtbank een dertiental citaten van nabestaanden over dat gemis en de gevolgen opgenomen.

Veel van de benadeelde partijen kampen met een persisterende complexe rouwstoornis, een posttraumatische stress stoornis en/of een depressie. De constante media-aandacht draagt daar ook aan bij. Daarnaast is gebleken dat het meerdere keren moeten begraven/cremeren van (stoffelijke resten) van een dierbare een gevoel van onwerkelijkheid bij nabestaanden kan opwekken, alsof het niet is gebeurd terwijl men heel goed weet dat die dierbare niet meer leeft.

Verder is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak sprake van andere omstandigheden die moeten meewegen. Zoals de ontoegankelijkheid van de rampplek, niet alleen voor nabestaanden om de plek waar hun dierbaren zijn overleden te bezoeken, maar ook voor hulpverleners. Vlucht MH17 is neergekomen in een conflictgebied en hulpverleners werd de toegang tot de rampplek in dat gebied ontzegd, wat het bergen van de slachtoffers en hun bezittingen ernstig bemoeilijkte.

De lichamen van de slachtoffers lagen dagen, soms weken of zelfs maanden open en bloot in de velden, overgeleverd aan de elementen. Dit alles zorgde voor grote onzekerheid bij de nabestaanden, zij konden niets anders dan hulpeloos afwachten of hun dierbaren en hun bezittingen zouden worden teruggevonden en daarna gerepatrieerd en geïdentificeerd.

Dat afwachten of een dierbare wel werd gevonden heeft bovendien uitgestelde rouwverwerking tot gevolg gehad. In sommige gevallen kwam van de overleden dierbare slechts een klein deel van het lichaam terug. Een stukje bot van een hand, een stuk been of een voet. In twee gevallen kwam er zelfs niets terug van de overleden dierbare.

Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen volgt verder dat ook de proceshouding van de verdachten leed verhogend heeft gewerkt. Naast de ontkenning dat zij iets te maken hebben gehad met de ramp met vlucht MH17, en het feit dat zij geen openheid van zaken hebben gegeven en geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek, hebben zij zich verschillende keren in negatieve zin uitgelaten over de ramp met MH17.

Dit zijn allemaal aspecten die een rol spelen bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding. Bij die inhoudelijke beoordeling heeft de rechtbank geconstateerd dat de schadeomvang uitgebreid is gemotiveerd. Deze omvang is door de verdachten niet betwist. De rechtbank hoeft dan ook alleen maar te kijken of de vorderingen haar onrechtmatig of ongegrond voorkomen.

De rechtbank stelt voorop dat het door de benadeelde partijen beschreven leed op geen enkele manier in geld kan worden uitgedrukt. Het gevorderde bedrag past ook binnen de Oekraïense schadevergoedingspraktijk. De gevorderde bedragen voor immateriële schade komen de rechtbank daarom niet onrechtmatig of ongegrond voor.

De rechtbank gaat dan ook niet mee in het betoog van het Openbaar Ministerie om bij de begroting van de immateriële schade het (Nederlandse) Besluit vergoeding affectieschade tot uitgangspunt te nemen en de schade op een lager bedrag vast te stellen dan is gevorderd.

De rechtbank vindt daarom de gevorderde immateriële schade geheel toewijsbaar.

De rechtbank zal de uitsluiting die het Oekraïens recht kent voor partners van gelijk geslacht niet toepassen, omdat die uitsluiting in strijd is met het verbod op discriminatie.

De rechtbank zal de betalingen van derden niet betrekken in de schadebegroting van de gevorderde immateriële schade en deze bedragen dan ook niet aftrekken van de toe te wijzen forfaitaire bedragen.

Net als in het Nederlands burgerlijk recht komt de broers en zussen die niet met de overledene samenwoonden onder Oekraïens burgerlijk recht geen vorderingsrecht toe. Om die reden zijn door het rechtsbijstandsteam dergelijke vorderingen niet ingediend in deze strafzaak. De rechtbank heeft tijdens de zittingen kunnen constateren dat deze onmogelijkheid veel broers en zussen pijnlijk treft en als zeer onrechtvaardig wordt ervaren.

Uit slachtofferverklaringen is indringend naar voren gekomen dat na de ramp het leven van broers en zussen ingrijpend is veranderd. Een verandering die niet alleen veroorzaakt is door het verdriet om het verlies van broer of zus, maar ook vanwege de nieuwe of intensievere rol die zij, uiteraard met liefde maar ook noodgedwongen, na de ramp op zich namen in de zorg voor de kinderen van broer of zus of in de zorg voor hun eigen ouders. Deze nieuwe of intensievere rol confronteert hen ook nog intensiever met het verdriet van deze kinderen en ouders.

De rechtbank ondersteunt daarom de oproep van de nabestaanden om de positie van de broers en zussen die niet met het slachtoffer meer samenwonen nadrukkelijk te betrekken in de voorziene evaluatie van de Wet affectieschade.

De schadevordering van de verloren gegane laptop is naar Oekraïens recht niet voor vererving vatbaar en kan dan ook niet in behandeling worden genomen. De nabestaanden die die vergoeding vorderen zijn daarom niet-ontvankelijk in dat deel van hun vordering. De gevorderde reis- en verblijfkosten voor hun bezoek aan de crash-site komen als begrafeniskosten wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht deze niet onrechtmatig of ongegrond. 

Dat betekent dat de rechtbank de verdachten Girkin, Dubinskiy en Kharchenko hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen van meer dan zestien miljoen euro. De gevorderde wettelijke rente wordt eveneens toegewezen.

De rechtbank zal aan deze verdachten bij elke toegewezen vordering tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

De op te leggen straf

De rechtbank stelt voorop dat het inzetten en gebruiken van een Buk-wapensysteem door de separatisten kan worden verweten aan meer personen dan alleen de verdachten in deze strafzaak.

Het wapen moest immers beschikbaar worden gesteld om te worden ingezet, het wapen moest worden getransporteerd, bewaakt en de daadwerkelijke inzet moest worden gepland en uitgevoerd.

Een ieder die hierbij een rol heeft gespeeld draagt naar het oordeel van de rechtbank minst genomen een morele verantwoordelijkheid voor de gevolgen van het inzetten van een dergelijk wapen, dat naar zijn aard alleen maar de bij de schouw waargenomen allesvernietigende uitwerking kan hebben.

Dat allesvernietigende geldt in de eerste plaats natuurlijk voor de 298 mensen, mannen, vrouwen en kinderen die zijn omgekomen. Van het ene op het andere moment zonder waarschuwing werd hun leven en dat van hun geliefden die vlak naast hen zaten op gruwelijke wijze beëindigd. Deze mensen zijn in dat ene moment hun leven en toekomst verloren.

Uit de verhalen van de nabestaanden blijkt zo duidelijk hoe zeer de slachtoffers nog midden in het leven stonden. Hun leven was nog niet af of was zelfs nog maar net begonnen en het had hun nog van alles te bieden. Die toekomst is hun op wrede wijze ontnomen.

En dat heeft ook de levens van de nabestaanden uit het lood geslagen. Op een indrukwekkende manier is aan de rechtbank duidelijk gemaakt hoe het leven van nabestaanden sinds de ramp met MH17 compleet is veranderd: er is een leven ná en een leven vóór de ramp, zoals verschillende nabestaanden dat hebben genoemd.

Het gaat naar het oordeel van de rechtbank ieders voorstellingsvermogen te buiten hoe het voor de nabestaanden moet zijn geweest om het bericht te moeten krijgen dat je geliefden om het leven zijn gekomen als gevolg van het neerhalen van de MH17 en daarmee verder te moeten.

De gevolgen zijn voor veel nabestaanden onvoorstelbaar groot gebleken. Zij verloren soms meerdere kinderen, kleinkinderen, ouders, grootouders, broers, zussen en andere familieleden. In één klap veranderde hun leven op een verschrikkelijke manier; een situatie die nog steeds voortduurt en zal blijven voortduren.

De rechtbank wil bij al dit leed niet onvermeld laten welke impact de ramp heeft gehad op de lokale bevolking in Oost-Oekraïne. Ook zij werden op 17 juli 2014 geconfronteerd met de vreselijke gevolgen van het neerhalen van de MH17. Er vielen wrakstukken en mensen uit de lucht, in een enkel geval letterlijk door het dak van hun huizen heen. Het duurde lang voordat de repatriëring en berging van slachtoffers en wrakstukken op gang kwam. Dit alles moet ook voor hen afschuwelijk zijn geweest.

Tot op de dag van dit vonnis heeft zich niemand gemeld om duidelijk te maken wie verantwoordelijk is of zijn voor deze tragedie. De onzekerheid over de oorzaak van en de beweegreden die hebben geleid tot deze catastrofe blijft dus bestaan. Voor nabestaanden is dat een frustrerende omstandigheid, die hen ook daadwerkelijk belemmert in het verwerkingsproces.

Toen eenmaal duidelijk werd wat er op 17 juli 2014 was gebeurd en de verdachten ervan doordrongen raakten dat een burgervliegtuig was neergehaald met honderden doden, onder wie tientallen kinderen, hebben zij zich alle drie actief beziggehouden met het afvoeren van de Buk-TELAR naar het grondgebied van de Russische Federatie, waar de Buk-TELAR eerder die dag vandaan was gekomen.

Duidelijk is dat dit gebeurde om te verhullen wat was gebeurd en dat de DPR-separatisten daarbij betrokken waren met steun van de Russische Federatie. Dat internationale schandaal moest voorkomen worden. Dat gedrag van de verdachten na het neerhalen van de MH17 kleurt het handelen van de verdachten in negatieve zin verder in en draagt in strafverzwarende zin bij aan de hoogte van de op te leggen straf.

Daarnaast betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat geen van de verdachten zich bij het JIT heeft gemeld om een verklaring af te leggen in deze zaak, waarin opheldering zou kunnen worden gegeven over wat er precies is gebeurd. Buiten de zitting om hebben zij zich wel uitgelaten over deze strafzaak en het feit dat zij worden beschuldigd, maar zij hebben iedere betrokkenheid ontkend.

Girkin heeft herhaaldelijk en nogal suggestief beweerd dat de strijders van de DPR niet hebben bijgedragen aan het neerhalen van vlucht MH17. Verder hult hij zich in stilzwijgen. Ook deed hij zeer pijnlijke uitspraken over de inzittenden van het vliegtuig die grenzen aan het respectloze. 

Dubinskiy heeft op meerdere momenten laten weten geen bemoeienis te hebben gehad met de ramp met vlucht MH17. Hij wijst iedere betrokkenheid van de hand en trekt het opsporingsonderzoek en de resultaten daarvan in twijfel door ongefundeerde uitspraken te doen over manipulatie van tapgesprekken en over niet bestaande getuigen. Dat is in sterke tegenspraak met de vaststellingen die de rechtbank in haar vonnis doet over het beschikbare bewijsmateriaal. Uit alles wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen blijkt dat hij wel beter weet.

Kharchenko heeft aangegeven dat in het betreffende gebied geen Buk-TELAR aanwezig was en dat hij die ook nooit heeft gezien. Daarmee wijst ook hij iedere betrokkenheid van de hand. Deze stelling is eveneens in sterke tegenspraak met de vele door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden. Ook hij weet beter.

De houding en de opstelling van de verdachten die alleen vanaf een afstand (durven te) reageren bestempelt de rechtbank als verstoken van iedere realiteit en daarmee als respectloos en onnodig grievend in de richting van de nabestaanden. Op geen enkele wijze kan dit daarom in hun voordeel bijdragen aan de hoogte van de op te leggen straf.

Ondanks dat de verdachten dus heel bewust hebben bijgedragen aan het opzettelijk neerhalen van een vliegtuig in de wetenschap dat dit de inzittenden zou doden, heeft een militair vliegtuig
– dat waarschijnlijk het beoogde doel was – doorgaans niet 298 inzittenden.

Hoewel ook het neerhalen van een militair vliegtuig niet was toegestaan kan de rechtbank niet haar ogen ervoor sluiten dat het neerhalen van een militair vliegtuig in de context van de gevoerde gevechten wel degelijk van een andere orde zou zijn geweest dan het bewust schieten op een burgervliegtuig en het daardoor moedwillig doden van 298 mannen, vrouwen en kinderen die niets met de gevechten te maken hebben.

Hoewel de bedoeling niet afdoet aan de ernst van het feit, kleurt het wél de ernst van het verwijt.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevolgen van het misdrijf zo ernstig en is de houding van de verdachten over wat is gebeurd zo verwerpelijk dat niet kan worden volstaan met een tijdelijke gevangenisstraf.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van persoonlijke feiten of omstandigheden gebleken waarmee de rechtbank bij de strafoplegging rekening moet houden. Wel ziet de rechtbank in beslissingen omtrent strafoplegging door met name internationale tribunalen aanleiding om de individuele rol en positie van de verdachten bij het bepalen van een passende straf te betrekken. Daarom staat de rechtbank ook nog stil bij de verschillende rollen van de verdachten, hun positie en verantwoordelijkheden binnen de DPR.

Girkin was als minister van Defensie in de gewapende strijd operationeel de hoogste in rang en als zodanig verantwoordelijk voor zijn manschappen. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat hij van de inzet van deze concrete Buk-TELAR op de hoogte was, kon wel worden vastgesteld dat hij dergelijke praktijken van luchtafweer, die onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvonden, goedkeurde en ondersteunde.

Dubinskiy was als bevelvoerend commandant degene die mede kan worden gezien als de coördinator van en meewerkend voorman bij alle activiteiten rondom de aanvoer, het transport, de inzet en de afvoer van het wapen. Hij had dan ook niet alleen een hoge hiërarchische positie, net onder Girkin, maar speelde een grote rol en leverde daarmee een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van het misdrijf.

Kharchenko is degene die door de uitvoering van de opdrachten die hij kreeg van zijn commandant Dubinskiy, het meest direct betrokken was bij de feitelijke uitvoering van de bewezen verklaarde handelingen. Maar hij heeft op zijn beurt bij die uitvoering ook orders gegeven aan zijn ondergeschikten. Hij behoorde dan ook in de hiërarchie tot het middenkader.

De rechtbank is van oordeel dat de hoge hiërarchische positie en de sterke coördinerende rol die Dubinskiy heeft gehad bij het laten ophalen van de Buk-TELAR vanaf de Russische grens in de nacht van 16 op 17 juli 2014, en de directe inzet ervan diezelfde dag als gevolg waarvan vlucht MH17 is neergehaald, alsmede zijn rol bij de afvoer van de Buk-TELAR, niet anders kan worden bestraft dan met een levenslange gevangenisstraf.

De rechtbank heeft zich afgevraagd of het feit dat niet kan worden vastgesteld dat Girkin enige wetenschap had van de inzet van deze concrete Buk-TELAR en daaraan geen concrete bijdrage heeft geleverd, maakt dat voor hem volstaan zou kunnen worden met een (maximale) tijdelijke gevangenisstraf.

De rechtbank is echter van oordeel dat een tijdelijke gevangenisstraf onvoldoende recht zou doen aan de verantwoordelijkheid die Girkin als minister van Defensie en bevelhebber van de strijdkrachten van de DPR had voor de inzet van wapens in het conflict. Vast staat immers met betrekking tot deze concrete inzet dat Girkin dergelijke inzetten niet alleen placht te aanvaarden, maar zelfs mogelijk heeft gemaakt door zijn contacten met de Russische Federatie. Daar komt bij dat hij zich direct heeft bemoeid met het terugsturen van de Buk-TELAR naar de Russische Federatie en zich daar actief voor heeft ingezet.

De rechtbank heeft zich hetzelfde afgevraagd ten aanzien van Kharchenko, die een lagere hiërarchische positie innam en zijn taken uitvoerde in opdracht van zijn meerdere Dubinskiy. De rechtbank is echter ook ten aanzien van hem van oordeel dat een tijdelijke gevangenisstraf onvoldoende recht zou doen aan zijn directe en actieve betrokkenheid bij de inzet gedurende de gehele operatie.

Hij was immers degene die zijn manschappen opdrachten gaf waardoor de Buk-TELAR op de afvuurlocatie is aangekomen. Hij was ook persoonlijk direct betrokken bij het transport naar en de bewaking van de Buk-TELAR bij de afvuurplek, én onder zijn directe leiding werd de Buk-TELAR diezelfde avond en nacht weer afgevoerd. Zijn lagere hiërarchische positie legt dan ook onvoldoende gewicht in de schaal om ondanks al het hiervoor overwogene te volstaan met een tijdelijke gevangenisstraf. Daarvoor zijn de feiten te ernstig en is zijn rol te groot. Dat betekent dat de rechtbank ook aan Kharchenko een levenslange gevangenisstraf zal opleggen.

Dan bestaat nog de vraag of een overschrijding van de redelijke termijn aan de orde is. Naar het oordeel van de rechtbank is door de onderlinge verwevenheid van de vier strafzaken en de voortvarende behandeling in de strafprocedure tegen verdachte Pulatov geen sprake van enige overschrijding van een redelijke termijn waarmee in de strafmaat rekening gehouden zou moeten worden.

De rechtbank roept tot slot in herinnering hetgeen zij bij het bespreken van de voorvragen heeft opgemerkt over het noemen van de namen met persoonsgegevens en het tonen van foto’s van de verdachten tijdens een persconferentie, en de door het Openbaar Ministerie gepubliceerde applicatie. De rechtbank komt nu toe aan de vraag welke consequenties de geconstateerde inbreuken zouden moeten krijgen bij het bepalen van de strafmaat. Bij deze vraag weegt de rechtbank mee in hoeverre de verdachte heeft aangegeven door deze vormfouten in zijn belangen te zijn geschaad.

Anders dan verdachte Pulatov hebben de verdachten Girkin, Dubinskiy en Kharchenko niet aangegeven in hun belangen te zijn geschaad, laat staan uiteen hebben gezet in wèlk belang zij zouden zijn geschaad. Onder die omstandigheid ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de eveneens in hun zaak gemaakte vormfouten een zodanig gewicht toe te kennen dat in hun geval alsnog zou moeten worden volstaan met het opleggen van een tijdelijke in plaats van een levenslange gevangenisstraf. Daarvoor is het gewicht van de gevolgen van de schending bij de huidige stand van zaken onvoldoende in verhouding tot de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten.

Samengevat acht de rechtbank de bewezenverklaarde feiten zo ernstig en de gevolgen daarvan zo groot dat zij van oordeel is dat in dit geval alleen de zwaarst mogelijke gevangenisstraf een passende bestraffing vormt ter vergelding van wat de verdachten hebben gedaan en waarmee zoveel leed is toegebracht aan zovele slachtoffers en nabestaanden.

De rechtbank realiseert zich dat oplegging van deze straf dat leed niet kan wegnemen, maar spreekt de hoop uit dat het feit dat nu, precies acht jaren en vier maanden na de ramp, duidelijkheid wordt verschaft over de schuldvraag enige verlichting kan bieden aan de nabestaanden.

Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank aan Girkin, Dubinskiy en Kharchenko een levenslange gevangenisstraf oplegt.

Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de opgelegde straf en de geschokte rechtsorde, beveelt de rechtbank de gevangenneming van de veroordeelden.

De rechtbank spreekt verdachte Pulatov vrij.

Voor andere bijkomende beslissingen verwijst de rechtbank naar de tekst van de vonnissen. Voor zover die beslissingen gaan over het beslag zal het Openbaar Ministerie deze beslissingen pas uitvoeren nadat de zaken tegen alle verdachten onherroepelijk zijn geworden. Zo blijven deze voorwerpen, waaronder de reconstructie, beschikbaar voor nader onderzoek zolang de zaken onder de rechter zijn.

Afronding

Hiermee is in alle zaken uitspraak gedaan en is de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg afgerond.

Voor zover de wet dat toelaat kan tegen deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen.

De vonnissen en de tekst die nu is voorgelezen zijn straks beschikbaar op de site van de rechtspraak. Dat betreft steeds de Nederlandse tekst. De tekst die nu is uitgesproken komt uiterlijk morgenmiddag ook in het Engels en Russisch beschikbaar op de site van de rechtspraak.

De Engelse versie van de volledige vonnissen zal over enkele weken beschikbaar zijn.

Een Russische en een Engelse vertaling van een korte weergave van de beslissingen van de rechtbank, is vanaf vandaag na te lezen op de site van de rechtspraak en op courtmh17.com.

Daarmee komt een einde aan deze zitting. De rechtbank zal de zittingzaal verlaten. Daarna wordt de livestream verbroken.

De aanwezigen hier in de zaal wordt verzocht op aanwijzingen van de bode en de medewerkers van de Marechaussee de zittingzaal daarna ook rustig te verlaten.

Officieren van justitie, verdediging en leden van het Rechtsbijstandsteam blijven wel in de zaal om een kopie van de vonnissen in ontvangst te nemen van een medewerker van de rechtbank.

Ik dank u voor uw aandacht.


Vonnis
Vonnis Kharchenko

Vonnis Dubinskiy

Vonnis Girkin

Vonnis Pulatov


Dictum
Dictum Engels 

Dictum Russisch 

Livestreambeelden
Livestreambeelden uitspraak