Na opening van de zitting heeft de rechtbank een aantal zaken besproken. Afgezien van de mededelingen over de uitspraakdatum, heeft de rechtbank aan het slot van de zittingsdag op woensdag 18 mei 2022 het verzoek van het Rechtsbijstandsteam van de nabestaanden (RBT) om opheffing van de eerder door de rechtbank opgelegde beperkingen om kennis te nemen van het dossier, toegewezen. Dat betekent dat nabestaanden via hun advocaten rechtstreeks kennis mogen nemen van de inhoud van het procesdossier en dat zij daarvan afschriften mogen ontvangen van de leden van het rechtsbijstandsteam. Zoals gebruikelijk is met stukken uit een strafdossier mogen nabestaanden die afschriften uitsluitend gebruiken voor het strafvorderlijke doel waarvoor zij zijn bestemd. De rechtbank mag en moet er op vertrouwen dat de nabestaanden dat zorgvuldig zullen doen.
Het RBT is op 16 mei en het Openbaar Ministerie (OM) op de andere dagen aan het woord gekomen.
De reactie van het RBT
Het RBT stelt als eerste vast dat het OM over een aantal juridisch technische onderwerpen die de positie van de nabestaanden raken, de visie van het RBT deelt. Er is één geschilpunt: de omvang van de schadevergoeding: het OM vindt dat een lager bedrag moet worden toegekend dan het RBT. Verder stelt het RBT vast dat de verdediging de schadevergoeding niet betwist -“de gevolgen kunnen iedere schadevergoeding rechtvaardigen”, zo heeft de verdediging gezegd, maar haar cliënt is niet de persoon die dit zou moeten betalen. Met het standpunt van de verdediging dat de beoordeling van de schadevergoeding een te zware belasting is van dit strafproces, is het RBT het niet eens. Dit heeft zij al eerder (schriftelijk betoogd) en dat heeft zij vandaag (opnieuw) met verschillende argumenten onderbouwd. Het RBT vindt dat de verdediging de schadevergoedingsvorderingen niet, of niet voldoende, inhoudelijk heeft betwist. Volgens een uitspraak van de Hoge Raad betekent dit dat de vorderingen moeten worden toegewezen, tenzij de rechter vindt dat die vorderingen onrechtmatig of ongegrond zijn. Van dat laatste is geen sprake, zodat de rechtbank de vorderingen zou moeten toewijzen.
De reactie van het OM
Het OM heeft de kritiekpunten van de verdediging besproken die gaan over de vraag of het OM aan de rechtbank wel om een veroordeling mag vragen (de ontvankelijkheid van het OM) omdat sprake is van een oneerlijk proces. Het gaat (o.a.) om de ‘onschuldpresumptie’ (iemand is onschuldig tot dat zijn schuld is bewezen), de wijze waarop het opsporingsonderzoek is verlopen en het recht van de verdediging om getuigen te kunnen ondervragen. Het OM vindt dat geen sprake is van een oneerlijk proces. De verdediging heeft ruim invulling gegeven aan haar taken, zoals het toezicht op een eerlijk proces, toetsing van belastend bewijs en aandragen van nieuwe informatie.
Het OM is van mening dat de verdediging geen concreet, ondubbelzinnig en geloofwaardig alternatief scenario heeft gepresenteerd. Ook heeft de verdediging geen redelijke twijfel kunnen zaaien over het belastende bewijs dat er tegen de verdachte is aangevoerd. Het OM heeft het bewijs dat zij in deze zaak heeft aangevoerd, in het licht van de argumenten van de verdediging besproken: het neerschieten met een BUK-raket, de afvuurlocatie en de reactie van de verdachte daarop zoals die in opgenomen telefoongesprekken zijn te horen, de betrouwbaarheid van de getuigen(verklaringen) en de verklaring van de fabrikant van de BUK, Almaz-Antey. Bij de bespreking van de rol van de verdachte van het neerhalen van MH17 heeft het OM geconcludeerd dat de verdachte een belangrijke positie binnen de DPR had, hij had een belangrijke leidinggevende en coördinerende rol bij de troepen in het veld en de aanvoer van zwaarder luchtafweermateriaal: de BUK-TELAR waarmee MH17 is neergeschoten. Verder heeft het OM uiteengezet dat het hierbij gaat om een bijzonder vorm van het plegen van een strafbaar feit: het alleen of samen met een ander, verantwoordelijk zijn voor een ander die het strafbare feit zelf pleegt (functioneel mede-daderschap). Volgens het OM zijn alle verdachten er samen verantwoordelijk voor dat anderen een BUK-raket hebben afgevuurd naar MH17 met als gevolg het neerstorten van MH17 en de dood van alle inzittenen. Daarbij gaat het om moord omdat niet in een opwelling een BUK-raket naar een vliegtuig is afgevuurd.
Met het RBT vindt het OM dat de vorderingen van de nabestaanden moeten worden toegewezen omdat de verdediging deze niet, of niet voldoende, gemotiveerd heeft betwist. Over de hoogte van het schadebedrag moet de rechtbank oordelen. Het OM maakt zelf een indeling in 3 categorieën: I personen die hebben samengeleefd met het slachtoffer, II familieleden die niet hebben samengewoond met het slachtoffer en III andere familieleden dan onder I, die hebben samengewoond met het slachtoffer. Daarvoor gelden schadebedragen van € 40.000,00, € 35.000,00 en € 30.000,00. Op deze bedragen moeten geen andere vergoedingen die de nabestaanden al hebben ontvangen, worden afgetrokken en alle verdachten zijn hoofdelijke aansprakelijk voor de betaling daarvan (dus iedere verdachte kan voor het geheel worden aangesproken en als er één alles betaalt, hoeven de anderen niet meer te betalen). De Nederlandse Staat moet het bedrag incasseren bij de veroordeelden. Ten slotte ziet het OM in de omstandigheden die de verdediging heeft genoemd, geen aanleiding om een lagere straf te vorderen dan levenslang.
De volledige repliek teksten van het Openbaar Ministerie zijn terug te lezen op de website van het OM. Repliek MH17 16,17 en 18 mei | MH17 vliegramp | Openbaar Ministerie (om.nl)
Verdere planning
Op woensdag 8 juni 2022 wordt de zitting hervat. Dan zal de verdediging het woord krijgen om te reageren op de repliek (dupliek). Voor de reactie van de verdediging zijn drie dagen beschikbaar, 8, 9 en 10 juni 2022.
Na de dupliek volgt op een nader te bepalen datum de uitspraak. Donderdag 22 september 2022 is, volgens de eerder gemaakte planning, ook nog een formele zittingsdag. Tijdens die zitting zal naar verwachting slechts worden medegedeeld dat het onderzoek ter terechtzitting onmiddellijk wordt geschorst tot 17 november 2022.
Op dit moment kan nog niet met zekerheid worden gezegd of de uitspraak op 17 november 2022 of 15 december 2022, zal kunnen plaatsvinden.