De Eerste Kamer heeft op 10 juli 2018 unaniem ingestemd met de wetsvoorstellen die het mogelijk maken dat verdachten van het veroorzaken van het neerstorten van vlucht MH17 in Nederland worden berecht. Alle partijen in de Eerste Kamer steunden de wetsvoorstellen, die betrekking hebben op het verdrag voor internationale, juridische samenwerking dat Nederland en Oekraïne in juli 2017 sloten.
Het verdrag was nodig in het kader van de beslissing van de landen Australië, België, Maleisië, Oekraïne en Nederland – die samenwerken in het Joint Investigation Team (JIT) – om vervolging en berechting in Nederland, volgens de Nederlandse wet, plaats te laten vinden. Het OM heeft nog geen personen in staat van beschuldiging gesteld.
De wetten bevatten een aantal bepalingen die te maken hebben met de unieke aard van een MH17-rechtszaak. Vanwege het internationale karakter kan de rechter bijvoorbeeld toestaan dat bepaalde onderdelen van het strafproces in het Engels worden gevoerd, zoals de uitoefening van het spreekrecht door buitenlandse nabestaanden. Verder wordt er bij hoge uitzondering afgeweken van het aanwezigheidsrecht van de verdachte. In plaats van het uitgangspunt dat de verdachte bij zijn berechting fysiek aanwezig is, kan er gebruik worden gemaakt van videoconferentie. De verdachte neemt dan op afstand vanuit het buitenland deel aan het strafproces.